Een paar dagen later fietsen we een klein nationaal park binnen. We mogen de tent opzetten en er is een klein meertje om te zwemmen. Een lange houten steiger gaat tot vijftig meter in het water en daar zitten een paar jongens in het water. Er staat een groot bord met een krokodil naast de steiger. Voor de zekerheid vragen de bewaker of het veilig is. ‘Natuurlijk’ zegt hij ‘zolang je niet na vijf uur ’s middags het water ingaat, is het geen enkel probleem.’ We kijken op onze horloge en is het half vijf. De jongens zitten nog steeds in het water dus we springen snel in het water, maar zorgen dat we even snel terug op de steiger zitten. Hoewel het water kristalhelder is en er geen krokodil te bespeuren is, voelt het doodeng om erin te springen. Een uurtje lager wandelen we terug naar steiger om de zonsondergang te bekijken. Een grote krokodil zwemt rond de steiger, exact waar we in het water sprongen. ’Niet gevaarlijk zegt die man’ lacht Olivier als we rustig in onze hangmatten schommelen. Rondom ons klinkt het luide gebrul van enkele brulapen. ‘Met die apen slaap ik wel, maar nu ik weet dat er mogelijk jaguars zitten, slaap ik toch niet gerust’ zegt Zoë. ‘Niet gevaarlijk, zolang je in de hangmat blijft’ zou de bewaker zeggen.
Zo vinden we iedere nacht een prachtige plek naast een rivier of een meer. Overdag is het heet en de frisse duik in het water is steeds weer de perfecte afsluiter. Ons dagdoel vandaag gaat naar een ander nationaal park. ‘Je mag er niet in met de fiets’ zegt een van de gidsen. ‘Maar het is vier kilometer naar het meer’ sputtert Olivier. Er is geen doorkomen aan dus we besluiten een andere slaapplaats te zoeken. Tien kilometer verderop staat een rivier op de kaart. Als we aankomen, vragen we enkele locals waar we kunnen staan, maar het is veel te gevaarlijk zeggen ze. We fietsen over de brug en zien een legerkazerne. We hebben al vaker gevraagd om bij het leger te slapen, maar tot dusver is het steeds hetzelfde verhaal. ‘We moeten even naar onze baas bellen’, die ze niet kunnen bereiken. Dan verdwijnen ze meestal even naar binnen en komen terug met het nieuws dat ze ons helaas niet kunnen helpen. Deze keer gaat het exact op dezelfde manier. Dus voor de derde maal gaan we opzoek naar een andere plek, al hangt er inmiddels een onderbuikgevoel.
We fietsen naar een voetbalveldje en pakken onze tassen van de fiets, als er plots een jongeman met kortgeschoren haar wijdbeens voor ons staat. ‘Ik moet jullie komen halen’. Het is duidelijk een militair, maar dan in burgerkleding. 'Fiets maar, ik ren mee, wij rennen namelijk altijd’ zegt hij doodleuk en hij rent het hele stuk naast onze fietsen in een draf mee. Terug bij de legerkazerne wachten we nog een hele poos voordat er een bezwete man in loopkleding aankomt. Het is een van de kolonels en hij zegt dat hij de baas is van deze kazerne. We mogen binnen komen, krijgen water, maar hij moet nog even de generaal bellen. Een uur later heeft hij de generaal nog steeds niet gesproken, maar er is wel een andere kolonel bijgekomen. Samen beslissen ze dat we in het gastenverblijf mogen slapen. De gedeelde verantwoordelijkheid durven ze wel aan. Ze schamen zich een beetje voor het eenvoudige gastenverblijf dat ze ons aanbieden en nodigen ons uit voor het eten. We eten in de ruimte van de officiers als de generaal belt. ‘Jullie krijgen een andere kamer, eentje met airco’ zegt William glunderend, trots dat hij ons iets beter kan bieden. ‘Er staan jullie een paar zware dagen te wachten’ zegt hij erbij met een brede grijns.
Het was de eerste dag met heel wat korte, maar pittige klimmen. Na 80 kilometer krijgt Zoë last van haar wonde. De zware beklimmingen moeten nog komen en dit klinkt niet zo best. We willen beiden zo graag alles fietsen, maar de gezondheid gaat voor. Olivier hoopt dat het slechts een kleine reactie is van het lichaam, een volgende stap in het herstel. Hij houdt zijn mond en wil Zoë niet beinvloeden. Vanbinnen knaagt het bij hem. Hadden we toch niet door Guatemala moeten fietsen, maar gewoon de vlakke weg door Mexico blijven volgen, vraagt hij zich af. Heb ik Zoë teveel hooi op haar vork laten nemen? Hij voelt zich schuldig, maar misschien is het morgen weer voorbij en kan er weer een stapje bij.
Niemand kan ons met zekerheid vertellen hoe de komende 160 kilometer eruit zien. Het lijkt erop dat ze nooit naar de grens zijn geweest dus ze gokken maar wat, of vertellen wat ze hebben gehoord. ‘Alles is onverhard’, ‘de komende zestig kilometer is asfalt’, ‘er zijn delen verhard, delen onverhard’ of ‘ik heb gehoord dat alles tot de grens verhard is’, kortom nutteloze informatie. We weten zelf dat we de echte bergen ingaan en er heel wat hoogtemeters op het programma staan dus iedere meter asfalt is een cadeautje. De eerste dag valt reuze mee. Zoë fietst zonder enige pijntjes en vliegt vooruit.
Van de zestig kilometer is zeker 50 kilometer asfalt. De overige tien kilometer is dan weer zo slecht en steil, dat we de fiets moeten duwen en er bijna even lang over doen als de 50 kilometer ervoor. Naast een klein riviertje zien we een perfect plekje voor de tent. Als we ons gewassen hebben, komen er twee mannen op een paard voorbij. Ze verzekeren ons dat na de volgende klim het asfalt ophoudt tot aan de grens. We zetten de tent op en het is al donker als we klaar zijn met eten en afwassen. Overal rond ons zijn stroken van zo’n vijf centimeter breed waar geen gras is, alsof iemand bewust lange lijnen heeft getrokken. ’s Avonds lopen de lijnen vol met wandelende blaadjes, gedragen door duizenden mieren. 'Het zijn mierensnelwegen’ zegt Olivier, ‘ik heb eens gelezen in een boek Frank van Rijn dat hij zijn tent op een mierensnelweg heeft gezet en zijn halve tent is opgegeten’. We kijken achterom en sprinten naar de tent. ‘Shit!’ roept Zoë, ‘hier gaat er eentje onder de tent door’. We verplaatsen de tent zo snel mogelijk naar een veilige plek, omsingeld door mierensnelwegen. Hopelijk hebben we morgenochtend een hele tent en zijn we klaar voor mission impossible.
2 Comments
bij de 5 cm brede stroken zonder gras dacht ik aan de Nasca lijnen in Peru. Die waren bijzonder maar deze blad eter mieren moet toch ook fantastische closeup foto’s hebben opgeleverd. Mooie ervaringen weer, qua slaapgelegenheden.
Zo hrappig om te lezen met welke dagelijkse problemen jullie te maken hebben. Het leven is zo anders dan hier in NL!