parallax background

Mission impossible

boy carrying water in a jug
Een half woord
april 10, 2019
Fietsen in Zuid-Amerika over onverharde wegen
Fietsen in Zuid-Amerika, van noord naar zuid of omgekeerd?
april 15, 2019
 

Maandag 11 april - Playa Grande

 

'Nog steeds asfalt' zegt Zoë lachend als ze achterom kijkt naar Olivier. Achter iedere bocht kan het gedaan zijn, maar voorlopig genieten we van iedere zwarte meter onder onze wielen. Pas na 35 kilometer houdt het asfalt op, maar dat is beter dan iedere schatting die we vandaag hebben gehoord. Als we boven komen na een lange onverharde klim, zien we overal uitgebrande buldozers en vrachtwagens. Even later passeren we een legerkazerne en er rijden meer politieauto's dan er mensen zijn. Verbaasd vragen we wat er aan de hand is. 'Een groep lokale bewoners wil niet dat er een stuwdam komt. Het liep een beetje uit de hand en er zijn drie mensen neergeschoten in twee maanden tijd' vertelt de politieman in het geimproviseerde restaurantje waar we lunchen. Dat verklaart de militairen en al de politie. Leon, de zoon van de kokin, hoort dat we uit Belgie komen en vraagt pardoes 'woont Eva daar nog?'. 'Eva?' vragen we verbaasd en Olivier probeert zich een bekende vlaming met de naam Eva te herinneren. 'Nee, Eva, ze hielp hier een paar jaar geleden in het hospitaal' zegt Leon. Hij heeft vast nooit begrepen dat Belgie een land is en geen klein dorp zoals dat waar hij woont. Teleurgesteld met het antwoord vuurt hij een andere verbazende vraag af. 'Heeft jullie baas je hierheen gestuurd?'. We vertellen dat we geen baas hebben en voor ons plezier over deze weg fietsen. Dat kan hij niet geloven, en zeker niet als we vertellen dat we naar Mexico gaan. 'Impossible' zegt hij 'solo con moto' (alleen met de motor) verzekert hij ons. Wat hem bertreft is het onmogelijk om de berg op te komen. 'Dan duwen we de fiets naar boven' zeggen we nog overtuigd. 'No se puede' (dat lukt jullie niet). We beginnen toch wat te twijfelen door zijn stelligheid, maar weten ook dat het advies van locals over de wegen niet betrouwbaar is. 'Zullen we de tent bij de rivier opzetten en morgen heel vroeg vertrekken?' stelt Zoë voor, 'als het echt duwen wordt, doe ik dat liever niet in de volle zon'. Mentaal bereiden we ons voor op een pittige dag, al hadden we ons nooit kunnen voorbereiden op wat er echt kwam.

 

Om zes uur 's ochtends staan we naast de tent. Het is fris en de schemer trekt langzaam weg. We fietsen opnieuw langs de legerkazerne en hetzelfde restaurant waar we gisteren lunchten. Ze zijn al bezig met ontbijt klaarmaken als we onze flessen mogen vullen. 'Mucha suerte' (veel sterkte) zegt Leon snel. De mond van de mensen valt open als we voorbij fietsen en ze staren ons vol ongeloof aan. De eerste kilometers vallen best wel mee, totdat we twee betonstroken tegen de bergwand zien geplakt. 'Is dat de weg?' vraagt Zoë met grote ogen. Vol goede moed fietsen we de betonstrook op, maar twintig meter verder staan we stil. 'Ik denk dat duwen makkelijker is deze keer' zegt Olivier die zijn stelling in het water ziet vallen. Hij beweerde dat fietsen altijd makkelijker is dan duwen, niet dus. Langzaam duwen we de fiets de steile helling op, 25% zegt de gps. Na drie steile stukken staan we uit te hijgen. 'Dit wordt een lange dag' lacht Olivier. Met zijn tweeen duwen, gaat makkelijker dan alleen. We duwen één fiets een bocht verder en gaan dan de andere halen, bocht na bocht na bocht. Seconden na seconden, minuut na minuut, uur naar uur. Even ademen, en door. We blijven door en door duwen, van pauzes gaat de tijd alleen maar langzamer. Af en toe komt er een motor voorbij, en zelfs een busje perst zich met alle moeite naar boven. Mensen kijken ons verbaasd aan, of stoppen om water te geven als we hijgend over ons stuur hangen. Onze benen verzuren van het duwen, onze armen doen pijn en de zon wordt steeds feller. 'Al 7 kilometer gedaan sinds deze ochtend' zegt Olivier als we vier uur bezig zijn. 'We zijn bijna boven op het eerste deel' probeert Olivier wat goede moed in te praten. Maar ‘bijna’ wordt drie kilometer, en dat duurt anderhalf uur.

 

‘Waar kunnen we lunchen?’ vragen we aan een dame die voor haar winkeltje staat. ‘In dit dorp niet. De eerstvolgende plek is Aguacuate, zo’n 15 kilometer verder’. We hebben havermout als noodvoedsel, maar iets ander zou toch lekker zijn. We vragen een paar huizen of er ergens eten te krijgen is, maar meer dan een pak koekjes kunnen we niet vinden. Plots zegt een jongeman ‘you want to eat?’ en hij vraagt of we noodles met tortillas lusten. ‘Waar heb je Engels geleerd’ vragen we vol verbazing. ‘Ik heb in Amerika gewoond, acht jaar lang’, ‘illegaal’ voegt hij eraan toe. Hij vertelt hoe hij de grens overgesmokkeld werd en over het harde leven in de VS als illegaal. Zijn broer is nog steeds daar, maar hijzelf leerde over de waarde van zijn eigen leven in het kleine dorpje en keerde terug. ‘Het land inkomen is moeilijk, maar als je eruit wilt, laten ze je heel graag gaan, lacht hij’. Intussen maakt zijn moeder enkele tortillas op een houtvuur en krijgen we een bakje noodles voorgeschoteld. Niet de meest voedzame maaltijd voor de inspanning die we gedaan hebben, maar we kunnen weer even verder. ‘Nog één klim zegt hij, en dan is het vlak’. Het woordje ‘vlak’ hebben we al sinds Zuid-Amerika met een hele zoutpot genomen. Vlak is allesbehalve vlak, maar misschien lijkt vanuit een bus of motor wel alles vlak. De weg duikt steil naar beneden, zo steil dat we ook dat stuk moeten wandelen, en daarna weer kilometers omhoog duwen. Er lijkt geen eind aan te komen, als we plots op een kruising komen met een asfaltweg. ‘Dit kan niet, waar komt deze weg plots vandaan’ en we geven een kusje op de grond.

‘We hebben 15 kilometer gedaan in acht uur tijd’ zegt Olivier als op het asfalt zitten en naar de gps turen. ‘Toch weer een record gebroken’ lacht Zoë. Olivier kijkt Zoë even vol bewondering aan. 'Twee maanden geleden lag je op de operatietafel en nu doe je dit. Dat is een fysiek wonder!’. Het is fysiek de zwaarste dag sinds het begin van onze reis en Zoë krijgt het voor elkaar alsof er in de tussentijd niets gebeurd is. ‘Wat ben je toch sterk in je hoofd, en wat kan een lichaam verbazend veel’. Een klein glimlachje verschijnt op Zoë haar gezicht, die ervan geniet dat ze terug kan afzien, haar grenzen kan opzoeken en op topsportniveau mag acteren. Maar vooral zo een fijn complimentje mag krijgen. We fietsen nog tien kilometer tot een rivier, maar iedere klim is er teveel aan. We moeten steeds weer afstappen en de fiets omhoog duwen. De rivier is ijskoud, maar een godsgeschenk, net zoals de pak koekjes, de pasta en de tent.

 

De laatste kilometers tot de grens zijn een makkie in vergelijking met gisteren. Na tien dagen verlaten we Guatemala alweer, al hadden we veel langer willen blijven. Het hebben van een strak doel helpt ons om vooruit te gaan, maar zorgt ook voor minder flexibiliteit. Het blijft zoeken naar de juiste middenweg. We kunnen Guatemala zonder problemen verlaten en stappen het douanebureau van Mexico binnen. Het is een klein gebouwtje, ingesloten tussen een taco-restaurant en een ijzerhandel. ‘Jullie moeten naar de andere grens voor een 180-dagen stempel’. Dit kan niet waar zijn. Hebben we de mission impossible volbracht en stuurt deze man ons terug?

 

Comments are closed.