Ons beeld van het Amerika is sterk veranderd de afgelopen maanden. Zeven maanden geleden waren we niet erg onder de indruk van de cultuur in het zuiden. Sinds we meer noordelijk zijn, is onze mening veranderd. Er zijn nog steeds veel dikkere Amerikanen, maar we zagen de laatste paar maanden heel veel actieve mensen, heel vaak op oudere leeftijd. Het lijkt alsof er iets gezond in de lucht zit in het noorden, want iedereen is veel ouder dan ze eruit zien. Het eten is veel minder fastfood en we zien meer gezonde families, al blijft het relatief ten opzichte van het zuiden. Gemiddeld is de suiker- en sausconsumptie nog steeds erg hoog. Een eenvoudig restaurant in een klein dorp serveert vooral gefrituurd eten, of pizza's met teveel vet die ze met een flinke lading ketchup en extra kaas aanvullen. Overigens is het de etiquette in de VS om borden af te ruimen als iemand klaar is met eten. Vreemd voor een Europeaan, maar dat zal de Amerikaan ook denken als hij in Europa in een restaurant eet.
In het zuiden werden we regelmatig met open armen ontvangen. Ze noemden het de Southern Hospitality, de zuidelijke gastvrijheid. Met een grijns zeiden ze vaak dat we in het noorden niet zo'n behandeling moesten verwachten. Helaas voor het zuiden, gelukkig voor ons, de noordelingen zijn minstens even gastvrij. Ongeacht is welke staat we waren, de Amerikanen zijn ontzettend gastvrije en vriendelijke mensen. De Amerikaanse spirit komt altijd weer naar boven in een gesprek. Ze houden van avonturen, ondernemerschap en mensen die ambitie hebben. Die appreciatie steken ze niet onder stoelen en banken, maar uiten ze met hun typisch enthousiasme. "Good for you guys", "you are amazing", "this is so great", "you are rocking the world". Soms voelt het een beetje onecht, maar meestal is het prachtig om zo bewierookt te worden.
De rivaliteit tussen staten is vergelijkbaar met de rivaliteit tussen landen in Zuid Amerika. Een Argentijn zou zeggen dat Bolivia onveilig is en vol met dieven. De Boliviaan zei vervolgens dat ze in Peru onze fiets zouden stelen als we ons hoofd draaiden. Zo had iedereen wel wat minachtend over de buren te zeggen. Hetzelfde geldt in de VS, maar voor ons als reiziger voelt iedere staat of ieder land uniek, gastvrij en veilig. Dat wil niet zeggen dat we ons overal even thuis voelen. De hitte en airconditioning cultuur in het zuiden is niet echt ons ding, terwijl de outdoormentaliteit en uitgestrekte bossen in Maine ons hart gestolen hebben. Eén ding is overal hetzelfde in de VS, de autocultuur. In de afgelegen gebieden in het noorden zijn er minstens evenveel grote pick-ups als in het zuiden in Texas. De grasmaaiers zijn vervangen door sneeuwruimers, maar machines zitten in het DNA, het liefst eentje waar je op kan zitten.
Tot dusver hebben we nog steeds niet het land gevonden waar we zouden kunnen wonen. Fort Kent komt erg dichtbij met de prachtige omgeving, alle sporten, de gastvrije gemeenschap en de kleinschaligheid. Maar slechts twee weken vakantie op een jaar, de autocultuur, de bizar hoge ziektekosten en het wapenbezit zijn toch minpunten. Aan de andere kant van de rivier wacht land nummer 21, Canada. De Canadezen willen absoluut geen Amerikaan zijn, dus misschien is daar alles anders?
Carl fietst met ons mee over de brug. We krijgen een stempel voor zes maanden en fietsen de eerste meters in Canada. Het is intussen begin december en de winter is aangekomen. Deze ochtend stond er -15 graden op de thermometer dus we zitten dik ingepakt op de fiets. De tuinen zijn bedekt onder een dik pak sneeuw en op de rivier drijven grote plakken ijs. De weg is sneeuwvrij en een warm winterzonnetje maakt de temperatuur een pak aangenamer. Achter onze fietsen hobbelen twee zware trailers gevuld met veel te veel materiaal. Het zijn de trailers die we zullen gebruiken voor de volgende avonturen op ski's en skates. We hebben nog steeds een hoop kanomateriaal en een berg nieuwe winterspullen voor de strenge winter in Quebec. Carl fietst rustig voor ons uit terwijl wij ons een oude tractor voelen. Het is niet vermoeiender dan normaal, we gaan gewoon zoveel trager met dezelfde inspanning. Dat is frustrerend, zeker omdat we weten dat we normaal veel sneller gaan. Het lijkt eindeloos te duren voordat we op de helft zitten en dan is het al ruim na twaalf uur. 'Dat halen we nooit voor het donker' zegt Olivier. De laatste uren fietsen we in het donker bij -12 graden.
Onze hoofdregel nummer één op de fiets is 'niet fietsen in het donker'. We zijn niet voorbereid op het donker en twee kleine ledlampjes van de Action zijn niet zo nuttig op een onverlichte weg in de VS. Ten eerste kunnen we zelf de weg nauwelijks zien, ten tweede zien auto's ons niet wat een veel groter probleem is. We rijden bijna in het midden van de weg want de zijstrook ligt vol met sneeuw. Auto's toeteren naar ons, deze keer niet als aanmoediging. Het is allesbehalve leuk en we vragen ons af waarom we dit doen.
Opgelucht fietsen we de besneeuwde oprit van onze host voor de avond op. Ze ziet ons kleine lichtjes in de verte en wandelt ons tegemoet, lichtjes ongerust omdat ze vreesde dat er iets gebeurd was. Met verkleumde handen en voeten stappen we binnen in een warm huis. De ellende van het laatste uur zijn we alweer vergeten als we onze handen opwarmen aan een hete kop thee. 'Deze luxe hebben we over een maand niet op de ski's' lacht Zoë. Intussen vult een geurige aroma stilaan het huis, de kalkoen is bijna gaar.