De ogen gaan open, het ochtendlicht ontwaakt ons uit de dromen en we kijken naar de gele kleur van de binnentent. De ritssluitingen zitten onder een dik laagje vorst, onze neus is koud en we blazen grote witte wolken van warme adem die onmiddellijk bevriest in de lucht. Rondom onze mond is de slaapzak bedekt met een witte laag ijs, maar binnenin de slaapzak is het heerlijk warm. De ritsen zitten tot boven dicht en de nekraag ia helemaal samengetrokken. We hebben onze muts nog op. Het meest comfortabele moment van winterkamperen is net voorbij, twaalf uur lang in een warme slaapzak. Gisterenavond gingen we snel een tweede keer naar het toilet in de hoop heel de nacht ongestoord te kunnen slapen. Terwijl Zoë sliep als een marmot, werd Olivier om vijf uur wakker met een grote druk op de blaas. Dan heb je de keuze om twee uur ongemakkelijk te draaien en wakker liggen, of vijf minuten afzien door uit de slaapzak te kruipen en in de vrieskou te plassen met slechts een dunne laag thermo-ondergoed aan. De druk op de blaas overwon de twijfel. -29 graden stond op de thermometer.
Onze skikleding zit aan het voeteneinde van de slaapzak gepropt. Met onze voeten proberen we een paar sokken te onderscheiden van handschoenen, een onderbroek, merino shirt en al de rest. We proberen zoveel mogelijk kleren aan te trekken in de warme slaapzak, maar om een shirt aan te trekken, moet de slaapzak echt open. Bij iedere centimeter dat we de slaapzak openritsen, stroomt er meer koude lucht naar binnen. Zo snel als we kunnen, trekken we ons zwarte shirt aan, maar in alle hevigheid raken we de gele binnentent aan en vegen we een hele laag ijs in het rond. We ritsen de binnentent volledig open zodat we meer plaats hebben, maar de hele rits is bevroren en produceert een halve sneeuwstorm. We hebben duidelijk wat meer routine nodig want nu zitten we elkaar steeds in de weg en duurt het veel te lang voordat we warm ingepakt zijn. We grommen een beetje op elkaar als we per ongeluk de tent aanraken en reageren de frustraties van de koude vingers af op elkaar. In normale omstandigheden hebben een uurtje nodig in de ochtend dus we dachten dat we in de sneeuw een half uurtje extra nodig zouden hebben. Doet dat maar een uurtje bij, minimaal. Buiten de tent kloppen we de sneeuw van de slaapzakken en proberen het grote volume dons terug in de zak te persen. Dat gaat niet erg makkelijk met grote handschoenen en is ijskoud met blote handen. Door de koude is alles hard en minder soepel en het is sowieso al proppen met zakjes voor slaapzakken en luchtmatrassen die altijd te klein lijken. Zoe heeft duidelijk minder last van koude vingers, terwijl Olivier non stop warme lucht op zijn vingers blaast. 'Tijd voor zo'n handwarmer' zegt Olivier. Het is een klein zakje met een korrelige inhoud. Goed schudden en tot 10 uur warm staat erop. Na vijf minuten begint het zakje stilaan warm te worden wat de koude vingers iets draaglijker maakt.
Terwijl Zoë de slaapspullen en de tent verder inpakt, maakt Olivier het ontbijt. We hebben bedacht om 's ochtends de havermout te verwarmen met een potje fondue gel. Het geeft niet veel warmte af, maar genoeg om wat water te verwarmen, dachten we. We mengen een laagje water met melkpoeder en cacao, in Quebec City al voorgemengd. Het mini vlammetje uit het potje fondue gel is zo zwak dat het laagje water na twee minuten bevroren is. In onze thermofles zit nog heet water van gisteren waarmee we het water weer ontdooien en de havermout toevoegen. Voor eventjes is het potje warm, maar bij -20 graden koelt alles heel snel af. We vullen de havermout aan met onze granola-gedroogd fruit-noten mix, maar het is een koud ontbijt en als we halverwege het pannetje zijn, is het onderste deel stijf bevroren. 'We hebben een andere oplossing nodig voor de ochtend' zegt Olivier als hij teleurgesteld een half bevroren lepel naar binnen werkt.
Olivier kijkt op zijn horloge die al negen uur aangeeft, al meer dan twee uur zijn we bezig met het inpakken. We lijken bijna klaar voor vertrek, maar iedere handeling die normaal zo makkelijk is, zorgt weer voor een verrassing. We krijgen de tandpasta nauwelijks uit de tube geperst, de haartjes van de tandenborstel zijn bevroren en de zonnecrème is een blok ijs geworden. Als laatste wisselen we onze schoenen voor de skibotten. Hoewel het gisteren heel de dag -10 was, hebben we toch een klein beetje gezweet in onze schoenen en aan de binnenkant zien we een wit laagje vorst. De ritssluiting van de schoen zit vastgevroren en de schoen voelt stijf aan. Olivier probeert zijn voet erin te persen, maar de schoen lijkt drie maten te klein. We blazen warme adem in de opening om de schoen te ontdooien en persen millimeter voor millimeter onze voeten naar binnen. Als we eindelijk in de schoen zitten, zijn onze tenen bevroren. We proberen onze voeten op te warmen met een snell fitness workout. De donsjas gaat uit en vervangen we door onze normale jas, we starten de gps, klikken in onze ski’s, binden het harnas rond ons middel en glijden dezelfde honderd meter door de diepe sneeuw naar de trail. Bijna tien uur ziet Olivier als hij de training start op de gps. 'We hebben alleszins een richttijd die we kunnen verbeteren morgen’ lacht hij naar Zoë.
De tweede ochtend zijn we een half uur sneller klaar en hebben heel wat handelingen verbeterd. Nog een paar keer in de sneeuw slapen, en we hebben een routine, essentieel in deze koude temperaturen. Op de trail is het nog steeds heel erg rustig. Gisteren passeerden ons vijf sneeuwscooters op een hele dag, vandaag zagen we er eentje. De sneeuwscooter trail gaat af en toe naar de asfaltweg als we een brug moeten oversteken. We kunnen de ski’s van de slee wisselen voor een set wielen. Hiermee kunnen we makkelijk over de weg wandelen en zijn we veel mobieler als we een dorpje ingaan voor bevoorrading. ‘Ik moet even naar mijn voeten kijken’ zegt Olivier. De schoenen zijn intussen ontdooid zodat ze makkelijk uitgaan. De hielen van zijn voeten zien rood met een beginnende blaar, maar nog steeds op tijd voor een blarenpleister. Olivier gebruikt de oude skischoenen van Carl, de biathlon coach uit Fort Kent die dit gekke ski-idee ontketende. Ze zijn niet veel gebruikt, maar ook niet aangepast op Olivier’s voeten. ‘Ach, drie dagen wat schuren en daarna kunnen we twee maanden zonder problemen skiën' zegt Olivier optimistisch. We hebben als doel om een klein dorpje van amper twintig huizen te bereiken. Daar kunnen we warm water vragen wat heel wat werk en brandstof scheelt. We stappen binnen bij een klein winkeltje, maar zij heeft geen drinkbaar water. Ze verwijst ons naar de herberg verderop en geeft ons de naam van de vrouw. We kloppen aan met de vraag voor warm water en een plaats voor de tent. Ze geven ons een warm bed, een douche en verwennen ons met verse vis. Olivier zijn voeten zijn van nog-steeds-op-tijd, naar dat-ziet-er-niet-uit gegaan. Open blaren op beide voeten die de komende dagen niet veel tijd zullen hebben om te genezen. De optimistische drie dagen schuren, zullen misschien heel wat meer pijn opleveren.
Met ingetapete hielen beginnen we aan dag vier op de ski’s. De eerste twee uur schuifelt Olivier moeizaam vooruit, daarna zijn de hielen verdoofd en kan hij eindelijk genieten van de prachtige trail. Net voordat we in Port-Cartier aankomen, stopt er een sneeuwscooter, of ski-doo, de merknaam die ze in Quebec gebruiken. Een oudere man zit op een, in onze ogen, antieke sneeuwscooter met een vale groene kleur. Hij schuift zijn helm omhoog, zet zijn machine uit en vraagt ons ‘zijn jullie die twee die naar Blanc-Sablon gaan?’. Hij was op bezoek in het mini dorpje waar we twee dagen geleden verbleven en hoorde over ons. Die twee wil ik ontmoeten, besloot hij. Hij kan zijn ogen niet geloven als we snel vertellen dat we al bijna drie en een half jaar reizen. Diezelfde dag komt hij nog drie keer langs, steeds weer met nieuwe vragen, of om te vragen of het echt drie jaar zijn. We zijn minder dan een week onderweg, maar ons verhaal reist al voor ons uit. Onze angst dat we niet welkom zouden zijn, is intussen al omgedraaid in een welkomstgevoel. De bevestiging krijgen we later op de dag als twee controleurs van de trail ons tegenhouden. ‘Dit was het dan’ denken we onmiddellijk, maar ze zijn vooral geïnteresseerd in ons avontuur, vertellen ons dat we voorzichtig moeten zijn met de hard rijdende scooters en wensen ons een goede reis. De sneeuwscooters die op hetzelfde moment passeren worden gecontroleerd op hun trailpas, terwijl wij als vreemde eenden stilaan het verhaal van de trail zijn.