parallax background

Een groot hart

cycling in the dust
Onze tien grootste irritaties op de fiets
augustus 20, 2018
Punta Union Santa Cruz Trail
De Santa Cruz Trail zonder gids
september 2, 2018
 

Vrijdag 3 augstus - Huanuco

 

Twee dagen nadat de fietsenmaker in Huanuco ons vertelt dat we 28 inch niet zullen vinden, zitten we letterlijk met de handen in het haar. We hebben elke fietsenwinkel afgewandeld en er is inderdaad niets te vinden. Aan de mentaliteit van onze Warmshower ligt het niet. We mogen zolang blijven als we willen, hebben een eigen Peruaanse slaapkamer en de hele familie is afgebeld op zoek naar hulp. Maar, het lijkt erop dat Peru ons geen nieuwe velg kan brengen. Aan het eind van de tweede dag kan ons geluk niet op. We hebben plots een fietsenwinkel uit Lima aan de lijn, zo’n twaalf uur richting de kust, die voor ons de juiste maat velg heeft liggen. Als we het geld overmaken wordt het verstuurd zegt de beste man. Ons geluk kwam iets te vroeg. ‘Naar Huanuco? Nee dat zal niet gaan’ is zijn antwoord als we vragen of ze de velg morgen op de bus willen doen. Pakketjes in Peru worden meegestuurd met busmaatschappijen die tussen steden heen en weer rijden. ‘Wij werken met één maatschappij en die rijdt niet tot Huanuco. Vind maar iemand die het pakket kan komen halen’ zijn zijn simpele woorden. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan in een miljoenenstad en een land waar je niemand kent.

 

We zijn net van plan zelf met de bus heen en weer te rijden, een ritje van Amsterdam naar Zuid-Spanje en terug, als onze redding komt. Ellen, de moeder van Zoë had in het vliegtuig op weg naar Cusco een Peruaan ontmoet en contacten uitgewisseld. Pedro kent ons niet maar nodigde ons al uit in zijn huis aan de kust. Een beetje beschaamd bellen we zijn nummer. Pedro kijkt er niet van op of om. ‘Waar is die winkel, dan ga ik er onmiddellijk naar toe’ is zijn antwoord. We bellen de winkel om te laten weten dat er iemand onderweg is. Als het antwoord van de winkelier komt, springt er iets los bij Olivier. Alsof het dood normaal is zegt de man ‘Oh, maar die velg hebben we hier helemaal niet’. Discussie heeft geen zin. We zijn afgezet, ronduit besodemieterd. Weliswaar niet in geld, maar wel in tijd. Gelukkig kunnen we ons weer herinneren aan het feit dat elk nadeel zijn voordeel kent. Zonder de winkel hadden we niet aan Pedro gedacht. Onze nieuwe vriend heeft een groot hart. Hij gaat een paar fietsenwinkels in Lima voor ons af. Diezelfde dag nog, vindt hij onze maat velg en stuurt het op. ‘Zo, nu kunnen jullie mijn huis aan de kust al fietsend komen bezoeken’.

Dankzij Pedro zitten we slechts na vijf dagen weer op de fiets. We beginnen direct aan een onverharde weg met een aanzienlijke hellingshoek. Dat zorgt er voor dat we snel hoger zijn, maar ook dat we afgemat boven komen. Zelfs de goot is een prima herstelplek tijdens de lunch. Gelukkig worden we goed aangemoedigd door onze toeschouwers. Een lamme veertig kilometer verder, hebben we bijna zes uur gefietst en zit de dag er alweer op. De helling is zo stijl dat er geen plaats voor de tent is te vinden. We fietsen tot een mini dorpje en vragen bij de ziekenpost of ze ons misschien kunnen helpen. De arts kent wel een dame die ons kan helpen. We zijn eigenlijk niet op zoek naar een betaalde kamer, maar er lijkt niets anders op te zitten. We kloppen aan en een potdove tweeëntachtig jaar oude dame kijkt ons verfrommeld aan. ‘Ik heb hier geen plaats, maar jullie passen wel in de kamer van de docent’ zegt ze. Ze verhuurt een kamer, dat ooit een stalletje was, aan een docent’.

 

Het is behoorlijk eigenaardig om vervolgens bij de bestemde deur aan te kloppen en te zeggen ‘Mevrouw zegt dat we hier wel kunnen slapen’. Docent Esmil spreidt zijn armen en zegt ‘het huis is klein maar mijn hart is groot, kom binnen!’ Glimlachend en overdonderd tegelijk rollen we de fietsen het kleine kamertje binnen. De fietsen passen er precies in en als we alles netjes ordenen, kunnen we inderdaad onze matjes op de onverharde grond uitrollen. Aan de andere kant van de fietsen staat een eenvoudig bed met slechts twee dunne dekentjes. De man heeft inderdaad een groot hart. Hij vertelt over zijn leven. Hij houdt van voetballen met de kinderen, hij heeft het koud hier boven en dat warmt hem op. Zijn thuis is drie uur rijden weg en hier leeft hij door de week. Er is geen stromend water, keuken of kastje en het toilet is buiten, op straat. De grote bootschap moet Esmil op school tijdens de schooluren doen, moet hij plots ’s avonds dan heeft hij pech. De man klaagt geen moment. Genietend van dit bijzondere moment delen we onze cake en wisselen verhalen over de andere kant van de wereld. Esmil sluit de deur met een stok en met al zijn kleren aan kruipt hij onder de dunne dekens. ‘Welterusten’ zegt hij bibberend.

 

Als Esmil al naar school is, staat Zoë ineens vreemd met haar billen te wippen. ‘Moet je naar het toilet?’ zegt Olivier met een grijns, niet wetend dat dit een van de meest bijzondere toilet bezoekjes wordt. Zoë klopt verontschuldigend aan bij het dametje. Na een bezoek aan het toilet, waar ze eerst een kip van de pot moest jagen, zet ze zich op de grond bij de dame in de keuken. De keuken is net zo eenvoudig als de slaapkamer van Esmil. Aan de wand hangen een drietal potten, op de grond staan wat emmers, er is een tafel en een zelfgemaakt houtvuur. Niet over het hoofd te zien, zijn de twintigtal kleine en grote cavias die op de lemen vloer rondlopen. Natuurlijk kent Zoë hun eindbestemming, maar het is een mooi begin van een lang gesprek. Een gesprek over haar simpele leven, waar zo zo vertrouwd mee was. Ze kan niet lezen want toen ze hier kwam waren er nog geen scholen in de bergen. Ze liep als jong meisje al met het vee door de velden. Ze had kinderen maar die zijn allemaal zo modern. ‘Ik ken niks van wat zij doen’. Ze pakt Zoë vast en haar ogen lopen vol. ‘Ik ben zo dankbaar dat je me bezoekt, bezoek doet me goed’. Ze vraagt wanneer we terugkeren, niet begrijpend dat dat niet zal gebeuren. Nog altijd met haar handen rond Zoë haar armen begint ze een prachtig rustig lied voor haar te zingen. Het gaat over God, hij zal ons de weg wijzen in onze camino. Inmiddels is ook Zoë ontroerd. ‘Lukte het niet?’ vraagt Olivier als Zoë een vijfenveertig minuten later terug keert. Ze vertelt het verhaal. 'Het ergste is’ zegt Zoë, 'dat ik haar naam ben vergeten.'

 

We vervolgen de route en worden overgoten met regen. We hebben een zielige lunch onder de regencape en aan het einde van de dag kiezen we voor een hospedaje. We staan niet te poppelen om buiten in de regen te koken. We kiezen een hotel, dat als altijd erg eenvoudig is hoog in de bergen, en de man wijst ons de weg naar de garage om de fietsen te stallen. Het is een winkeltje, maar dat al even niet meer in gebruik lijkt te zijn. Zoë vraagt of we misschien ook ‘hier op de grond mogen slapen’. De man kijkt ons niet begrijpend aan, maar vind het geen enkel probleem. Wie slaapt er nu op de grond? Geïnteresseerd kijkt hij toe hoe we de matjes op blazen en de slaapzakken uitrollen. Hij knijpt eens in de matjes en kijkt ons bezorgd aan. 'En jullie kussen?’ 'We slapen op onze kleren’ leggen we hem uit. Later brengt hij ons een kussen, wat broodjes en een kop thee. Nee, hier zit men niet op zijn centen te kijken, een goed hart komt hier op de eerste plaats.

We wanen ons steeds meer en meer richting de Cordillera Blanca, de ‘witte bergketen’. De plaatjes worden mooier en mooier en mensen blijven onze harten stelen. Zelfs door de politie, die ons een plaatsje in hun politiebureau aanbiedt. 'Waarom zelfs?’ vragen we ons af. Ook de politie, die als strikt en streng word getekend, zijn gewone mensen met een groot hart.

 

Comments are closed.