We slaan even een paar verhalen over om een update te geven over onze situatie. De andere verhalen over ons ski-avontuur komen later online.
Wat begon als een ver-van-ons-bed-show, kroop langzaam dichterbij. Het coronavirus trok van China naar Europa en verspreide zich langzaam over de wereld. Op de ski’s waren we heel ver verwijderd van deze werkelijkheid. Iedere vijf dagen kwamen we in een dorpje en zagen we updates op onze telefoon. Geleidelijk werd het openbare leven ingeperkt in België en Nederland. We prijsden ons gelukkig dat we in zo’n verlaten gebied zitten want hier zou het virus nooit aankomen. Bovendien is het skiën een soort quarantaine waarbij we slapen in de tent, we nauwelijks in contact met mensen komen en permanent in de buitenlucht zijn. We zijn kerngezond en maken ons geen zorgen.
Een paar dagen voor Zoë’s verjaardag komen we aan in Tête-a-la-Baleine, een klein dorpje van amper tweehonderd inwoners. Net zoals de andere dorpjes op de Lower North Shore is het geïsoleerd van de buitenwereld. Toegang in de zomer is alleen mogelijk per ferry of vliegtuig. In de winter vriezen de rivieren en baaien dicht waardoor de Route Blanche ontstaat die wij volgen. Het is een paar maanden van vrijheid voor de bevolking en verbinding met de geasfalteerde weg is plots mogelijk. Verschillende hockeytoernooien en carnavalsfeesten vinden plaats en iedereen reist tussen de dorpjes. Vanuit de rest van de provincie komen toeristen op sneeuwscooters deze unieke route verkennen. Wij zijn de vreemde eenden op ski’s en genieten mee van de vrijheid die de winter brengt. In Tête-a-la-Baleine hebben we een naam van een persoon, een vriend van onze vorige host in het dorpje La Romaine. Hij is niet thuis dus we wachten even voor zijn huis. We hebben onze skikleding nog aan en koelen snel af als we niet bewegen. Naast het huis ligt een kleine herberg voor de toeristen op sneeuwscooters. Olivier loopt naar binnen en vraagt of ze een papier en een pen hebben zodat we een briefje achter kunnen laten bij de buurman. De vrouw is chagrijnig en Olivier vist naar de oorzaak. Voor haar ligt een groot boek met alle reservaties. Bijna alle namen voor de volgende dagen zijn doorgestreept. ‘Are there many guests in the hotel’ vraagt Olivier voorzichtig?. ‘Bijna niemand, alles is geannuleerd’ zegt ze bedrukt. ‘Eerst de problemen met de ferry en nu het virus. Mensen willen niet meer komen’. Is de corona-angst ook in Canada aangekomen?
Buiten staat Zoë te kletsen met twee mannen. Ze stellen zich hartelijk voor met uitgestrekte hand, zonder enige zorg. Tom en Marco zijn de echtgenoten van leraressen op de lokale school. ‘Alle scholen in Quebec gaan twee weken dicht’ zegt Zoë die zo snel een update over het gesprek geeft. ‘Hier ook?’. ‘In heel Quebec, dus ook hier’ zegt Tom, een Australiër die al bijna 10 jaar in het dorp woont. Er zitten amper vijf leerlingen op school, lagere school en middelbaar gecombineerd. Je kan amper spreken van een groep, maar ze vallen onder de regels van de provincie dus ook zij moeten dicht. Bovendien was er een groot evenement gepland waarbij groepen uit Franstalige scholen uit de rest van Canada zou komen. Alle evenementen met meer dan 100 mensen zijn plots verboden. Grote hoeveelheden eten werden overgevlogen uit de stad, net zoals toiletpapier dat er nu in overvloed is in het dorp. Tom en Marco nodigen ons uit in het schoolgebouw dat over een paar uur dicht moet. Ze hebben veel te veel taco’s voor vanavond en dat probleem kunnen wij na een paar lange dagen op de ski’s zonder probleem oplossen. Plots dringt het tot ons door dat het coronavirus dichterbij komt. Toch maken we ons geen zorgen omdat het gebied heel erg afgelegen is en de dorpjes klein zijn. De bevolking van de Lower North Shore leeft zijn eigen leven, met eigen regels en het virus is iets van de buitenwereld. Niet dat we het negeren, we hebben thuis families en vrienden waar we situatie op de voet volgen, maar op ons persoonlijk zal het geen impact hebben. Dachten we.
We verlaten Tom en Marie na een weekend met overvloedig eten. Het is twee dagen skiën naar La Tabatiere waar we ons laatste voedselpakket kunnen ophalen in het postkantoor. Als we aankomen in het dorp zeggen mensen nauwelijks dag. Met moeite komt er een klein knikje met het hoofd. We krijgen een vreemd onderbuikgevoel, maar wijten het aan de harde wind en de grauwe dag. Er is een sneeuwstorm op komst en geen weer om lang buiten te zijn. Terwijl Olivier alvast naar het postkantoor skiet, vraagt Zoë voor een plek bij de kerk om de sneeuwstorm te overleven. In het huis naast de kerk krijgt ze de deur bijna op haar neus gevlamd. ‘Wij hebben niets met de kerk te maken en kunnen jullie niet helpen’. Ook in de lokale winkel kunnen ze ons niet helpen en iedereen verwijst ons snel door naar de eerste persoon die ze op straat zien. Mensen die we aanspreken houden afstand en willen niet met ons spreken. We hebben geen zin om verder te zoeken, maar we staan naast het postkantoor met drie voedselpakketten die we moeten inpakken, er komt een sneeuwstorm aan en we moeten het weerbericht bekijken. We wagen een laatste poging bij een klein kantoortje naast het postkantoor.
‘We are closed’ schreeuwt de vrouw naar Zoë als ze de deur opendoet.
‘Oh I’am so sorry, I only have one question’ probeert Zoë verontschuldigend.
‘Normally we are more friendly here on the coast, but with this corona virus everything is different’ snauwt ze.
Toch pikt ze de telefoon op en belt de burgemeester. De hulpvaardigheid van de Noordkust die we de laatste twee maanden ervaren hebben en gegrond zit in de cultuur, haalt even de bovenhand. Niet veel later belt de burgemeester terug.
‘Jullie kunnen in de hockey arena verblijven. Melinda komt jullie ophalen’. Op de deur zien we een papier hangen dat alle openbare gebouwen vanaf vandaag gesloten zijn. Ernaast hangt een papier om het drinkwater minimaal één minuut te koken in verband met het virus. We kijken elkaar met grote ogen aan. 'De mensen worden gek’ zeggen we zonder woorden. Waar komt dit plots vandaan.
Plots realiseren we de gevolgen voor de rest van onze tocht. Vanaf nu worden we overal vreemd bekeken en zullen deuren sluiten in plaats van openen. We zijn plots niet de interessante buitenlander, maar de gevaarlijke Europeaan, de mogelijke drager van het virus, de zondebok. We kijken naar de voedselpakketten en weten dat we een voorraad eten hebben voor bijna vijftien dagen. ‘We kunnen overleven zonder de dorpjes’ denkt Olivier hardop. ‘Met wat geluk krijgen we af en toe een wifi wachtwoord om de ouders iets te laten weten’. We sussen onszelf met de gedachte dat het slechts een paar mensen zijn die angst hebben. Intussen hebben we een bericht van onze host in het volgende dorp, Sainte-Augustine. We zijn van harte welkom en ze wachten op onze komst. Het blaast alle negativiteit weg en zonder zorgen zetten we ons voort.
De volgende dag lijkt er op de trail niets veranderd. We komen onze politievrienden tegen die steeds weer op en neer reizen tussen Kegaska en Blanc-Sablon, het begin- en eindpunt van de trail. Geen nieuws over het virus en ze nodigen ons uit op hun bureau als we in Blanc-Sablon aankomen. Veel mensen stoppen onderweg om een praatje te maken en iedereen is vriendelijk zoals we het gewend zijn. In Sainte-Augustine nemen Darrell en Lucie ons mee naar hun weekendhuisje op een eilandje. We rijden er met de sneeuwscooter heen en zijn weer even afgezonderd van de werkelijke wereld. ‘Nog acht dagen skiën tot Blanc-Sablon waar de Route Blanche eindigt’ en we kunnen bijna niet geloven hoe snel de tijd is gegaan. Darrell vertelt ons de ideale dagplanning tot het volgende dorp, inclusief alle details over de volledige route. Op zondagmiddag rijden we terug naar hun huis en moeten de laatste zaken voorbereiden om morgen verder te skiën. We hebben een bericht van Olivier’s ouders. ‘Zoë en Olivier, kunnen je even bellen als het kan’. We weten wat het betekent. Olivier’s grootmoeder haar medicatie werd afgelopen vrijdag stopgezet, gistermiddag is ze in alle rust overleden, 85 jaar. De familie kan niet samenkomen, het rouwproces is individueel en op afstand. Een onwezenlijke situatie. Toen we meer dan een jaar geleden thuis waren voor de operatie van Zoë, hebben we zoveel mogelijk tijd besteed met Olivier’s oma. Dat is onze herinnering, eentje waar we vrede mee hebben. We hebben toen besloten niet naar huis te komen als ze zou overlijden. De werkelijkheid is zwaarder en plots beseffen we dat niet bij de familie zijn en opa geen gezelschap kunnen bieden.
We hangen de telefoon op en zien een resem berichten op facebook. Zoë opent haar laatste bericht waarin ze de Lower North Shore bewierookt, de mensen, de gastvrijheid en de cultuur. Onder de post staan 150 reacties, nagenoeg allemaal negatief, agressief en persoonlijk gericht. ’STAY AWAY' from the Lower North Shore, Go Home, You shouldn’t be here, Don’t come to the small town of Old Fort, You are a danger to all of us, You will spread the virus, You will infect us, You are dumb and the people that host you even dumber, you are so selfish en zoveel meer. De tranen staan in Zoë haar ogen, net zoals bij Lucie die niet kan geloven dat haar dorpsgenoten dit kunnen zeggen. ‘Zo zijn we niet, mensen zijn zichzelf niet’ probeert ze zichzelf te overtuigen. ‘Niet lezen Zoë, verwijder het snel’ zegt Olivier. Het dringt nu echt tot ons door. De zondebok is gevonden en als we niet opletten, krijgen we nog veel meer haat over ons heen. Een paar dagen geleden zagen we berichten van vrienden-fietsers die zo snel mogelijk Zuid-Amerika verlieten, uit veiligheid, vaak vijandig bejegend. We konden ons dat niet voorstellen hier. In Canada zijn we veilig, we zijn op een goede plek, maar de waarheid zit in corona. Angst is een slechte raadgever en de paniek verspreidt zich veel sneller dan het virus. Er wonen vooral oudere mensen in de dorpjes en er zijn geen ziekenhuizen. Plots heerst er een grote angst bij de bevolking. Een angst die zich uit in protectionisme en vijandigheid naar alles wat hier niet thuishoort. Twee maanden lang waren we het verhaal van de noordkust, de helden. Iedere dag stopten mensen, benieuwd naar die tweede vreemde skiërs op de trail. Dat hebben ze nooit gezien en ons verhaal reisde ver voor ons uit. Iedereen wilde ons zien, ons ontmoeten, met ons op de foto. Op één dag zijn we niet meer die interessante skiërs, maar besmettelijke Europeaan, de mogelijke drager van het virus, de zondebok.
Er rest ons één vraag. Wat doen wij?
Een week geleden waren de scholen nog open, nu staat de wereld op zijn kop. De ferry die wij naar Newfoundland zouden nemen is dicht en dat betekent dat we geen kant op kunnen over land. Alle mogelijkheden schieten door ons hoofd, maar het is een chaos. Darrell en Lucie zeggen onmiddellijk dat we welkom zijn totdat alles voorbij is. We realiseren ons dat dit minstens een paar weken zal duren. Is dit een plek waar we vast willen zitten, ook als er een echte lockdown komt en we opgesloten zitten. Er is hier in San Augustine geen weg, zodra het ijs uitbreekt kunnen we ons niet meer bewegen. Ook voor de familie met twee jonge kinderen is dit stressvol, met ons erbij is dit nog meer stress. Het liefst skiën we verder tot Blanc-Sablon, het begin van de weg en blijven daar in isolatie, om daarna ons plan gewoon voort te zetten. We hebben drie contacten die ons uitgenodigd hebben aan het begin van de weg. We contacteren ze snel, maar één voor één sturen ze een eerlijk antwoord dat ze geen risico willen nemen en ons niet kunnen helpen. We kunnen niet verder skiën zonder zekerheid van een veilige plaats. De realiteit is daar, plots is het skiën voorbij. Toch nemen de zorgen die realisatie nu weg, we moeten snel een plan hebben. We overlopen de contacten eerder op de trail. We denken aan alle plaatsen waar we contacten hebben in de richting van Halifax, waar we heen zouden reizen om onze boot begin mei naar Europa te nemen. Baie-Comeau is een optie, net zoals Quebec City. We zouden graag teruggaan naar Fort Kent, naar Pat en Carl waar we ons zo thuis voelen, maar de grens met de VS is afgesloten. De enige optie om te vertrekken uit Sainte-Augustine is met een klein vliegtuigje, €1000 pp voor een korte vlucht naar Sept-Iles. ‘Dat is teveel, we zullen hier moeten blijven’.
Maandagochtend bellen we met de ambassade en de reisverzekering. Geen dekking voor corona en de ambassade raadt niet persé aan om naar huis terug te keren. Darrell belt met de luchthaven aan de overkant van de rivier. Hij kan een ticket regelen voor €400 per persoon, inclusief al onze bagage. Het duurt een halve dag voordat we een besluit kunnen nemen. Onze gedachten liggen overhoop, Olivier zit met zijn oma in zijn hoofd, de berichtgevingen op televisie veranderen ieder uur. Met ook een onverwacht snelle ‘lock down’ in de provincie van Quebec. We besluiten te vertrekken en kiezen voor een grotere stad waar we anoniem kunnen verblijven, een fijne familie hebben die ons wil ontvangen en onze mogelijkheden op verdere verplaatsingen groter zijn. De ver-van-ons-bed-show houdt ons nu wakker, maar we blijven positief en geloven dat het over een paar weken rustiger is. Ons vrachtschip gaat voorlopig nog steeds door en we hebben werk genoeg om onze tijd te vullen. Het is jammer dat we het ski-avontuur zo moeten afsluiten en met een wrang gevoel vertrekken bij de cultuur waar we zo van hielden. We nemen de mensen niets kwalijk en onthouden de enorme gastvrijheid die we ervaren hebben. We zijn trots dat we twee maanden op de ski's hebben gestaan en bijna 1.000 kilometer hebben afgelegd. Over een paar maanden gaat het normale leven weer zijn gangetje, net zoals onze reis, en denken we alleen terug aan die mooie tijd aan de noordkust van Canada.