's Ochtends vroeg zitten we in een warm ochtendzonnetje naast onze tent. Hoewel we uitgeput in de tent kropen, sliepen we toch slecht op onze slaapmatjes. Om vier uur ’s ochtends kleurde het buitenzeil van de tent al okergeel en startte onze automatische piloot. Misschien komt ons mondkapje nog handig van pas om de ogen af te dekken de volgende nachten. Olivier maakt melk met het laatste beetje melkpoeder dat we nog uit Canada hebben. Zijn standaardontbijt bestaat uit muesli met een gesneden banaan. Zoë is blij met haar boterham pindakaas, heerlijk dik gesmeerd want zolang we in Nederland zijn kunnen we overal een nieuwe pot vinden. In de verte wandelt een man over de dijk. Bij het hek zwaait hij even en wil graag een praatje maken. Niet veel later horen we dat we in het midden van de Nederlandse bijbelgordel zitten. "Ja hoor, mensen uit het dorp lopen hier nog steeds volledig in het zwart. Zwarte kousen hebben de vrouwen als bijnaam". Zoë verkondigde altijd dat bijna niemand meer gelooft in Nederland, maar volgens deze man bruist het hier.
Met stijve spieren en vermoeide benen beginnen we de tweede dag. Het is vochtig en al snel druipen we weer van het zweet. In gedachten dromen we al van de rivier waar we vanavond in kunnen plonsen. We skaten door rivierenland dus water vinden kan geen probleem zijn. 45 kilometer later ploffen we neer naast de Waal. Het water stroomt sterk en het is druk met grote binnenschepen. Stroomopwaarts komen ze met ronkende motor amper vooruit. Stroomafwaarts glijden ze bijna geruisloos voorbij. Om half 9 liggen we uitgeteld in de tent. Er zijn een paar avondwandelaars die langs de tent lopen. Ze lijken niet verbaasd, of ze doen misschien hun best om niet binnen te gluren. Een koppel wandelt voorbij, de man gekleed in een zwart pak met een bolhoed, de vrouw volledig in het zwart. "Daar heb je de zwarte kousen, ze bestaan echt" zegt Zoë verbaasd. Wat gaan we nog meer ontdekken in eigen land?
Via Noord-Brabant skaten we naar Gelderland, een klein hoekje Utrecht en door Overrijsel. Deze kant van Nederland kennen we nauwelijks. Hoewel het zo herkenbaar is, voelt het als een verkenningstocht. We zien overal rieten daken, mensen op klompen, horen andere accenten en komen door plaatsnamen die meer Duits klinken dan Nederlands. Op de derde avond skaten we door de Veluwe. We hebben opnieuw twee lekke banden en de teller staat al op 4 na amper drie dagen. Zo halen we Zweden niet, twijfelen we hardop. We duiken een smal bospad in om de tent op te zetten. Net als we de kar tussen de struiken manoevreren wandelt er een man voorbij. "Zijn jullie iets kwijt?" vraagt hij. Eerlijk als we zijn, zeggen we dat we onze tent willen opzetten. "Er zijn toch wel betere plekken dan dit" zegt hij. "Heeft u misschien een tuin?" vraagt Olivier brutaal. Zijn ogen knipperen een paar keer sneller, een vrolijke glans verschijnt. "Die hebben we zeker. En we zijn zelf fanatieke fietsers en zijn zo vaak geholpen. Zullen we het maar doen?" vraagt hij retorisch, toch even denkend aan corona. Niet veel later staat de tent in de tuin, een tafeltje, twee stoelen, een glaasje fris en wat koekjes erbij. We mogen zelfs douchen en de keuken gebruiken. "Als we wisten dat jullie kwamen, mochten jullie mee-eten!" verontschuldigt Aagje zich. Na drie dagen liggen we alweer bij mensen in de tuin. Corona-angst? Daar merken we niet veel van tot nu toe.
De volgende nachten slapen we iedere keer in de tuin of zelfs in een bed. We blijven een nacht bij Zoë's nicht, we worden tweemaal uitgenodigd via Instagram en mogen bij Eef in de schapenwei staan. Of we nu in Argentinië, Colombia, de VS of Nederland reizen. Mensen zijn overal gastvrij en nieuwsgierig. Tijdens iedere pauze stopt er wel iemand om een vraag te stellen. Vaak blijven ze even op afstand staan en begluren onze karren totdat één iemand de eerste vraag durft stellen. Dan komt de rest er snel bij om mee te luisteren. De meest gestelde vraag in Nederland? "Hebben jullie de 100.000 gewonnen?”. De meeste mensen worden al moe als ze naar ons kijken. “Dat moet toch zo zwaar zijn” zeggen ze dan. Hijgend met een bezweet voorhoofd en grote zweetkringen op onze shirts, kunnen we dan alleen maar glimlachen. Het is loodzwaar, zeker de eerste drie dagen, maar we voelen dat ons lichaam sterker wordt. De vierde en vijfde dag kunnen we voor de eerste keer een beetje rondkijken en genieten zonder hartslag van 150 in onze borst.
Die snelle hartslag hebben we nog vaak genoeg. Lachend zeiden we in het buitenland dat Nederland zo vlak is als een pannenkoek. “Onze hoogste berg is een brug over het water”. Als we uit Holten vertrekken, gaan we noordelijk. “Dat wordt een leuke test voor jullie” zegt Celien terwijl ze Olivier een extra lepel pasta opschept. “Jij moet beter eten Olivier, je bent al zo mager”. “Morgen wacht jullie de Diepe Hel, een klim van 10%”. Robin en Celien zijn reuzebenieuwd hoe wij boven zullen raken op dat bergje en fietsen de volgende ochtend met ons mee. Een tiental kilometer hebben we een persoonlijke camera ploeg die foto’s en filmpjes maken terwijl wij zwoegend de heuveltjes naar boven harken. Wij zijn overigens niet alleen. Het is zondagochtend, stralend weer en de helft van fietsend Nederland lijkt naar de Holterberg afgezakt. De vele wielrenners zien ook af op de heuvels, maar kijken toch vol bewondering naar ons. Vele duimpjes gaan omhoog en grote ogen staren ons na. Dan komt eindelijk de echte test, de korte, maar zeer pittige Diepe Hel. Daar gaat onze hartslag, deze keer ver boven 150, terwijl de persoonlijke cameraploeg het evenement compleet maakt. Bovenaan nemen we afscheid, als wij Drenthe binnenrollen en Nederland verder ontdekken. Met alle lekke banden, hebben we onze route gewijzigd en skaten we nu naar Groningen. Daar krijgen we een pakket met nieuwe binnenbanden en hopelijk wat goed advies van onze sponsor om het probleem te verhelpen. We hebben nog drie reserve banden, maar ook drie dagen tot Groningen. "En anders lopen we" zegt Olivier met een glimlach. Het wordt kantje boordje, maar "iedere meter die we rollen, hoeven we niet te lopen" zegt Zoë.
Vanuit Diever reste ons 53 kilometer naar Groningen. We hebben nog één reserveband over en de statistieken vertellen dat we het misschien kunnen halen. We hebben zes lekke banden in zeven dagen. Als het 7 op 8 wordt, halen we Groningen. Bij 8 op 8 zullen we een heel stuk moeten lopen. We skaten vier kilometer over onverharde wegen door een prachtig natuurgebied en de banden geven geen krimp. Onze hoop stijgt, dit gaat lukken. Na zestien kilometer voelt Olivier dat hij steeds moeilijker vooruitkomt. “Is mijn band lek?” roept hij hardop naar Zoë?. Ze moet even goed kijken, maar het linkerwiel ziet er slapjes uit. De laatste reserveband gaat op de skates, hierna zijn we de pineut. Eén van Zoë's achterbanden is het speciale wiel waarvan de overige drie al ontploft zijn. We weten niet hoe dicht de tikkende tijdbom waar Zoë al acht dagen op skate bij 0 komt. De eerste kilometers zijn we doodsbang voor het “Pppssssssjjjjjj” geluid van het bierblikje het opent. Hoe verder we komen, hoe minder we eraan denken en net als we het helemaal vergeten zijn, is daar de “Pppssssssjjjjjj”, in het midden van Norg, een klein dorpje in het noorden van Drenthe. “Ooh nee, zuchten we onmiddellijk” en we weten wat het betekent. 33 kilometer staat er op de gps, 20 kilometer van Groningen. We proberen de band te plakken, maar het gat is veel te groot. We doen onze wandelschoenen aan, leggen de skates achterop de kar, kopen een softijsje aan de overkant en wandelen de rest naar Groningen. Mensen moedigen ons nog steeds aan, nu denkend ze dat we te voet reizen. Om zeven uur ’s avonds kloppen we aan bij onze gastheren. Het pakketje met banden is er nog niet, maar dat is een uitstekend excuus voor een rustdag morgen. Een bezoekje aan Groningen is de mooie afsluiter van de ontdekkingstocht door Nederland. Mooi toch, op reis in eigen land?