'Welkom thuis' zegt de stewardes van KLM in het Nederlands door de luidspreker. De woorden zijn genoeg om de onwerkelijkheid te breken, en ons met twee benen aan de grond te zetten. Dikke tranen rollen over Zoë haar gezicht. 'Het is niet dat ik niet blij ben, maar het is ook niet dat ik heel blij ben’ probeert ze verward haar eigen gevoel te plaatsen. ‘Het is een combinatie, geloof ik’. Het is de realiteit dat we boven eigen land vliegen, het is de realiteit dat we thuis zijn. Het is ons overkomen en dat is de werkelijkheid. Het vreemde is vooral het ongeloof, het niet kunnen bevatten dat dit ons is overkomen. De tijd heeft ons mee gesleurd in een tijdmachine. De besluiten zijn bijna ongezien genomen. Het leek wel fictie.
'Twee verdomde jaren deden we er over om in Colombia aan te komen, en nu zijn we in een dag terug thuis.’ zegt Zoë overdonderd door haar gevoel. ‘Je bent vast nog niet je eigen spreekwoord vergeten’ zegt Olivier nuchter. 'It is about the journey, not about the destiny, het gaat om de reis, niet om de eindhalte” vervolgt hij. ‘Ja, en?’ zegt Zoë terwijl ze haar tranen droogt. ‘Nou, het is nog steeds onze reis, dus er is niets kapot, gebroken of doorbroken, we zijn nog altijd niet op onze eindbestemming. Het is gewoon onderdeel van ons gekke avontuur, onze journey’ legt Olivier uit. Tevreden sluit Zoë haar ogen. ‘Welkom thuis' herhaalt ze voor zich zelf. Dan tikken we met een zachte doef de Nederlandse bodem aan. Na twee jaar en een maand zijn we weer thuis. Voor eventjes dan.
Lacherig komen we allebei het toilet uit. ‘Ik wist niet waar ik het toiletpapier moest gooien, er stond geen prullenbak’ begint Zoë. ‘Dat had ik ook! Wat gek dat we dat hier gewoon door de toilet mogen spoelen’ bevestigt Olivier. ‘En ik schrok me dood toen de toilet automatisch doorspoelde’ vervolgt hij lachend. ‘nou ik wist niet hoe ik mijn handen moest wassen, die stomme automatische kraan ging net aan als ik mijn handen er onder vandaan trok, en weer uit als als ik ze er onder stak’. We lopen naar de koffers, die zijn er meteen, maar moeten nog wat extra tijd wachten op onze fietsen. Gisterenavond stonden we met onze fietsen voor de balie van de luchtvaartmaatschappij in Medellin en die vertelt ons prompt dat de fietsen niet mee kunnen. Drie belletjes met de verzekering en uiteindelijk een bedrag van 150 euro per fiets later, mogen ze toch mee. We haalden net op tijd onze vlucht. Het is dus even spannend, maar we kunnen opgelucht ademhalen als we onze helden, de fietsen dus, de band op zien komen. Met een grote glimlach rollen we onze geladen kar door de deuren van de aankomst hal.
We omhelzen de familie met een dikke knuffel en daarna is het alsof we elkaar afgelopen week nog gezien hebben. Natuurlijk hebben we onze ouders tweemaal gezien tijdens de reis en wekelijks, zo niet dagelijks gesproken via de app, maar het is ongewoon gewoon om iedereen weer terug te zien. We zijn opgewekt tevreden. De eerste twee dagen blijven we in Neerpelt, België bij de ouders van Olivier. Daarna gaan we naar Breda, de ouders van Zoë. Als we de auto opladen met onze fietsen en het Nederland, weliswaar de parkeergarage van Schiphol, oplopen, is het Zoë die toch opgewekt rond zich heen begint te springen. De twee jaar dringen tot haar door. Ze ziet overal Nederlandse nummerborden, overal dikke auto’s en ze hoort de Nederlandse radio. Het zijn allemaal prikkelingen die toch ver weg voelen en daarmee ‘opvallen’. Olivier daarentegen stapt in de auto als gisteren, noteert nauwelijks de verschillen en voelt geen ‘unieke’ opwinding. ‘He maar vind je dat niet raar dan? Mis je die opwinding dan niet?’ vraagt Zoë onbegrijpend. ‘Nee, eigenlijk is het wel lekker, zo gewoontjes, zo dood normaal thuis’ zegt Olivier tevreden.
Terwijl Olivier een ordinaire discussie vervolgt alsof hij al een maand thuis is, is Zoë nog in het rond aan het wijzen en onderbreekt ze af en toe met ‘Wauw kijk hoe mooi die herfst’, ‘God ongelofelijk die structuur in de snelwegen’, ‘ik wist niet dat er zoveel buitenladers door Nederland rijden’, ‘moet je al die fietsende mensen zien daar’. En zodra we Neerpelt binnen rijden ‘wauw wat zijn dorpen hier mooi’, ‘elk huis lijkt hier wel historisch’, ‘wat is het lekker groen hier’, ‘há iedereen stopt voor fietsers, moet je voorstellen’. Zodra we binnen lopen bij Olivier thuis, roept Zoë ‘zoek de verschillen!’ en begint meteen te wijzen op 1 andere stoel of een beeldje dat een ander plek heeft gekregen’. Olivier trekt de koelkast open en zegt tevreden ‘niet veel veranderd in twee jaar dus’. De twee broers komen thuis en al gauw zitten we doodgewoon Belgische frieten van de frituur te eten. Alhoewel Olivier nu toch als een monster boven op de doos springt. Lang geleden, die Belgische frieten.
Zoë blijft verwikkeld in een stuiterend gevoel. Het slapen op een bed met zachte donsdekens is een groot genot waar Olivier ook even van mee geniet door te zeggen ‘Ah dat bed ligt lekker’. Terwijl Zoë zich al drie keer door de dons heeft gerold. Het buitengewone genot komt bij het nemen van de eerste douche. Twee jaar staan we dagelijks onder een andere douche, als er überhaupt een douche was. Met gevaar op elektrische schokken en in onhandige houding dansend tussen de toiletpot en de was bak. Op haar tenen om zo min mogelijk grond aan te raken en met de kleren tactisch opgevouwen geen stuk op de grond te laten vallen. Bij elke douche stond ze bibberend aan de knoppen te draaien, hopend op water, hopend op water zonder luchtje en hopend op water dat warm werd. Soms zat er een gelukstreffer tussen en bleef het water lang genoeg warm om haar haren te wassen. Het was niet erg, ze was er aan gewend. Nu loopt Zoë met kriebels de grote badkamer in, draait dansend rondjes en gooit haar kleren op de vloer. Zingend stapt ze de douche onder en laat het warme zachte water over haar lichaam stromen. Ze wordt er stil van, zo lekker!
1 Comment
[…] moesten doorbreken met een simpele vlucht naar huis was een emotionele brug voor ons. Eenmaal op eigen bodem pakten we de draad snel op. Alles voelde zo normaal en het is meer dan fijn om al onze vrienden te […]