Met twee verse forellen in onze slee vertrekken we op zondagochtend bij onze host Gilles. We willen ze ’s avonds in de houtkachel van een van de noodshelters bakken. Zoë heeft de forellen schoongemaakt, gevuld met boter en kruiden en ze ingepakt in aluminiumfolie. Op ons eigen benzinebrandertje krijgen we dat niet voor elkaar en een houtvuur stoken tijdens het kamperen in de sneeuw is een hele klus. Er staan alleen naaldbomen die onmogelijk branden als ze vers zijn. De paar dode bomen zijn meestal rot, en in de diepe sneeuw is het lastig om de bomen te bereiken. Bovendien is het klaarmaken van de kampeerplaats al een tijdrovende bezigheid, waait het steeds hard en is onze slaapzak veel comfortabeler dan een kampvuur. Genoeg excuses om het gemak van een noodshelter te kiezen waar een houtkachel staat en gedroogd hout voor de deur ligt. In de buurt van dorpen zien we regelmatig sneeuwscooters met een vers gekapte bomen terugrijden naar het dorp. ‘Al die gekapte bomen’ denken we dan. Toch leren we dat hout één van de meest ecologische energiebronnen is.
Bij het verbranden van bomen komt de opgeslagen CO2 vrij, maar als bomen sterven en rotten komt diezelfde opgeslagen CO2 ook vrij. Netto is er geen extra vervuiling, het gebeurt alleen wat sneller dan de natuur het zou doen en vormt rottend hout een leefmilieu voor vele kleine beestjes. Het is voor de natuur en de omgeving natuurlijk alleen gezond als de natuurlijke aangroei van bos minstens gelijk is aan het verbruik. Als wij al die bomen achter de sneeuwscooters zien, twijfelen we daaraan, maar het deel van de bevolking dat werkelijk bomen kapt is bijzonder klein ten opzichte van de totale hoeveelheid bos. Toch zijn er zo’n 150 kleine bomen nodig om een volledige winter door te komen wanneer hout de enige warmtebron is voor een huis. Om een huis te bouwen zijn al snel 400 bomen nodig. De winter is overigens het enige seizoen waar ze bomen kunnen kappen, want in de zomer is al het bos onbereikbaar via land. Bovendien zijn er dan teveel muggen en het gekapte hout moet drogen in de korte zomer.
Alle dorpen langs de noordkust beschikken over elektriciteit. Jaren geleden werd de elektriciteit opgewekt door grote dieselgeneratoren in het dorp. Die zijn bijna overal vervangen door meer duurzame energie van grote stuwdammen. Het zijn gigantische investeringen met een grote impact op het landschap en de natuur. Sommige mensen aan de noordkust beweren dat de luchtvochtigheid enorm gestegen is sinds de grote stuwdammen zijn gekomen. Waardoor winters zachter zijn en er ’s zomers veel meer muggen en black flies zijn, kleine zwarte bijtende vliegjes. Dat ene hoogspanningslijntje uit het stuwmeer is bovendien kwetsbaar in een gebied met zoveel wind en onbereikbare plaatsen. Als er één paal omwaait, kan het dagen duren voordat de elektriciteitsvoorziening is hersteld. Iedereen op de noordkust is hierop voorbereid. De kelder ligt vol met etensvoorraden, buiten ligt een grote stapel gedroogd hout en vaak staat er een noodgenerator in de garage die op benzine werkt. De winkels worden bevoorraad met de ferry in de zomer, met het vliegtuig in de winter. De beschikbaarheid van vers voedsel is afhankelijk van deze levering en daar zit vaak veel vertraging op.
‘Stroompannes zijn heel normaal, maar wij kunnen zonder problemen een week overleven’ vertelt David ons. Als buffer tijdens piekverbruiken en stroompannes zijn de houtkachels dus een belangrijk bezit op de noordkust. Wij zijn ook blij met de houtkachel in de shelter. Het is al bijna donker als we bij de shelter aankomen en het is binnen ijskoud. Het dennenhout warmt de kachel en de shelter gelukkig snel op. Snel is relatief aangezien de buitentemperatuur vandaag ongeveer -10 graden was, en het ’s nachts nog steeds afkoelt tot onder -20 graden. Na een uur is de temperatuur binnen gestegen tot boven het vriespunt en nog een uur later kunnen we zonder jas en muts binnen zitten. Als de kachel een paar uur later echt warm is, moeten we zelf de deur even openzetten om frisse lucht binnen te laten. Die warmte hebben we niet nodig voor onszelf, maar om de vis te bakken en sneeuw te smelten moet de kachel heet blijven. Een uur voordat we gaan slapen, wat in een shelter drie uur later is dan in de tent, laten we de kachel uitdoven. Als we morgenvroeg wakker worden, zal de temperatuur weer gedaald zijn tot -10 graden.
Een van die dorpjes op de trail is Harrington Harbour, een Engelstalig dorp gelegen op een eiland in de oceaan. Op Google Maps lijkt het onmogelijk dat we zelfs in de winter daar kunnen raken. Rondom het eiland ligt alleen open zee met zout water. Toch vriest al het water rond het eiland helemaal dicht en is het bereikbaar 'vanop land'. Harrington Harbour heeft een extra bekendheid dankzij de film ‘the great seduction’ die zich afspeelt in het dorp. In de film wil één van de inwoners een visverwerkingsfabriek naar het eiland halen om de werkgelegenheid terug te brengen. Eén van de voorwaarden is dat er een dokter in het dorp werkt, maar die hebben ze niet. Via een krantenadvertentie kunnen ze een dokter strikken uit Montreal en ze proberen hem te verleiden om in Harrington Harbour te blijven. Voor ons is Harrington Harbour een omweg van ruim 12 kilometer, een halve dag op de ski’s, twee keer over dezelfde route. Om kwart voor vijf ’s middags komen we bij de splitsing naar het eiland. We zijn op zoek naar een plek om de tent op te zetten, maar de eerste bomen die we zien, staan nog ver weg. Een sneeuwscooter stopt naast ons en vraagt waar we heen gaan. Hij woont in Harrington Harbour en vertelt ons dat we via een andere route het eiland kunnen verlaten, wat het nog steeds een omweg maakt, maar niet twee keer over dezelfde route. Een mentale weerstand is daarmee overwonnen. We twijfelen een paar minuten en besluiten dat het wel een bezoekje waard is. Over een dik pak zee-ijs skiën we naar het eiland.
Zout water bevriest en smelt anders dan zoet water. Bij het smelten verandert het in een papperig mengsel dat ze ‘slush' noemen. Sneeuwscooters rijden zich regelmatig vast in zulke stukken omdat je aan de oppervlakte vaak niet kan zien hoe diep de pap is. Wij hebben er niet zo’n last van en kunnen de plekken eenvoudig ontwijken. Het idee dat we op zee-ijs skiën is niet eng, maar we volgen toch braaf de gemarkeerde route. De zon zakt langzaam naar de horizon terwijl kleine vlokjes sneeuw naar beneden dwarrelen. Het is magisch en we voelen ons poolreizigers, een jonge kinderdroom. Het is donker als we in het dorp aankomen en we hebben nog geen slaapplaats. We hebben we een naam van een lerares, maar geen idee waar ze woont. Zoë klopt op een willekeurige deur en vraagt naar Anna. Helaas voor ons woont Anna hier al een paar jaar niet meer omdat de school al een hele tijd dicht is. ‘Maar wij hebben een kamer vrij hier, en er staat avondeten klaar. Als jullie willen?’ zegt Cheryl alsof dit zo normaal is. Cheryl woont samen met haar broer Gregory in het ouderlijk huis. Beiden hebben een handicap, maar zorgen goed voor elkaar. Gregory is bovendien autistisch en staat al snel naast de televisie met de dvd van de Great Seduction in zijn handen. Samen kijken we naar de film, die Gregory meerdere keren op pauze zet om hun huis te laten zien, of scènes waar ze zelf in meegespeeld hebben als figuranten. Het dorp is moderner dan de film doet vermoeden en is aangesloten op het elektriciteitsnet zoals de andere dorpen. Bovendien kunnen de bewoners van Harrington Harbour voor drie dollar vanuit hun eiland de ‘taxi’-helicopter naar het vasteland nemen. Gregory zegt lachend, “jullie hebben nog nooit in een helikopter gezeten, ik nog nooit in een trein. Dat lijkt me zo gaaf!”.
Voor sommige mensen is de komst van deze vooruitgang een achteruitgang. Een paar dagen later zien we een paar hutjes in het midden van een meer. Het zijn kleine huisjes die ze gebruiken om te ijsvissen. De huisjes slepen ze achter een sneeuwscooter aan tot op de plaats waar ze willen vissen. Binnenin is een kleine houtkachel en een aantal gaten in de vloer. Met een grote boor maken ze gaten in het ijs en ze vissen comfortabel en warm terwijl ze bier drinken. Als het mooi weer is, maken ze de gaten buiten het huisje en warmen alleen even de koude handen op bij de houtkachel. We skiën naar de huisjes waar een hele groep sneeuwscooters rond geparkeerd staan. Als we al twijfelden aan de stevigheid en dikte van het ijs, staat hier het bewijs. Er staan vier huisjes, wel tien sneeuwscooters en er zijn verschillende gaten om te vissen. William nodigt ons uit in zijn hutje en laat ons zien hoe we moeten ijsvissen op spieringen , een kleinere vis waar je er elke minuut wel een van uit het water kunt trekken. Persoonlijk vinden we het een beetje saai, en vooral ijskoud omdat we onze skikleding nog aanhebben en in de volle wind staan. Binnen in het hutje is het beter en daar vertelt William ons dat hij in een klein, zelfgebouwd huisje woont, volledig zelfvoorzienend en heeft geen telefoon verbinding. ‘Kom maar even op bezoek als jullie morgenochtend voorbij skiën’ zegt hij. “Hoe weten we dan welk huis het is? en hoe weten we dan of jij er bent” vraagt Zoë. “Ik weet hoe laat jullie voorbij skien, ik kijk zal af en toe uit het raam kijken"
Zo gezegd, zo gedaan en de volgende ochtend staat William ons al zwaaiend op te wachten. Zijn huisje is klein en gezellig, met er rond zeven andere kleine huisjes die ieder een andere functie hebben. Een houtschuur, een houtwerkplaats, een garage, een opslagplaats, etc. Hij heeft al het hout zelf gekapt, verwerkt tot planken en de huisjes zelf gebouwd. Dertig jaar langt werkte hij als houthakker in de buurt van Quebec. Zwaar en slopend werk, maar hij zou hetzelfde doen als hij opnieuw zou kiezen. Dat is echt liefde voor hout. In de houtschuur liggen dertien gestrikte witte hazen. Hij heeft ze deze winter gevangen en ze zijn nog steeds bevroren. ‘Volgende week laat ik ze ontdooien, vel ik ze en dan doe het vlees in potten’. ‘Wat doe je met de vacht?’ vraagt Zoë. ‘Ik doe er niets mee’. Zoë zou graag de vacht meenemen en er een mooie muts van laten maken en William biedt ons twee bevroren hazen aan, maar die laten we toch maar achter, want zelf een konijn ontdooien en vellen? Hoe krijg je die vacht er in hemelsnaam vanaf?
Dat leren we een paar dagen later als we bij Felix in zijn garage staan. Voor zijn deur ligt een dode otter, gevangen in een grote klem. De dochter van Tom aait de otter alsof het haar knuffel is, ze vind er niets vies of schokkend aan, zo een dood beest. Felix heeft de otter deze ochtend gevonden in één van zijn vallen. Hij is nog een klein beetje warm, maar bevriest stilaan. Binnen is hij bezig met het villen van een boommarter. Als we hem bezig zien, lijkt het kinderspel. Een korte snede rond de pootjes en daarna trekt hij de hele huid er als een lange schil af. De huid spant hij op een houten plank en moet een paar dagen drogen. $50 krijgt hij ervoor. Het dier zonder vacht verdwijnt zo in de vuilnisbak. De vuilnis bak ligt vol dode dieren en er steekt ook nog een staart van een bever uitsteekt. Alleen hazen eten ze zelf op, maar de andere dieren zijn teveel werk of vinden ze niet lekker. Zelfs de hond krijgt het niet, wat in onze ogen pure verspilling is.
Terwijl in Europe het coronavirus het ene na het andere land in lockdown zet, gaat het leven hier zijn gewone gangetje. Niemand die zich zorgen maakt want de noordkust is ver weg van dit gevaar. Bovendien gelden hier geen regels en iedereen is zelfvoorzienend als het nodig zou zijn. Waarom zouden de mensen hier, en wij ons zorgen maken?
2 Comments
Eindelijk …heb jullie avonturen gemist, hopelijk kunnen jullie nog ooit afmaken waar jullie aan begonnen zijn.
Hee Mia!! Dat hopen we ook! We hebben goede hoop dat de grenzen op 15 juni zullen openen en dan kunnen we onder reis verder zetten :). Denemarken lijkt voorlopig nog gesloten, maar via Duitslands zouden we naar Zweden kunnen. Tijd voor nieuwe avonturen 🙂