parallax background

Jager-Verzamelaars

skitouring in fresh snow
Witte obstakels
april 17, 2020
alternative appalachian trail
De Alternatieve Appalachian Trail
mei 1, 2020
 

Dinsdag 18 februari - Rivière-au-Tonnerre


De sneeuw is een wit deken doorbroken door twee ononderbroken lijnen met daar tussen een horizontaal rafel patroon. Het zijn de klaarduidelijke markeringen van een skidoo, een sneeuwscooter die hier gisteren gepasseerd lijkt te zijn. Gisteren wandelden we nog over de autoweg met de ski's in onze hand nadat de witte obstakels ons tegenhielden. We konden toen alleen maar speculeren en vreesde dat we misschien wel 200 kilometer skiën zouden missen. Eenmaal bij Michelle konden we ons beter informeren en leerden we gelukkig snel dat de trail weer gemarkeerd was vanaf haar dorp. Haar dorp kent een dertig tal huizen en ergens tussen die huizen vangt de trail weer aan, terug klimmend de heuvels van het binnenland in. We kijken naar ons pad met een glimlach. Er is weliswaar geen prepareer machine gepasseerd zoals beloofd, maar dit oude spoor volstaat voor ons.

We zijn niet de enige die dit wel prima vinden. Het spoor is eerder vanochtend gevolgd door een twee of drietal wolven. Wolfen lopen makkelijk zeventig kilometer per nacht, dat is dubbel zo veel als wij doen op de ski's. Onze ski's schaven vlak langs hun stevige afdrukken. Netjes volgen ze het skidoo spoor, zelfs als het spoor een omweg maakt geven ze de voorkeur aan het pad in plaats van de diepe sneeuw er naast. De poten wandelen in een rechte lijn alsof ze exact weten waar ze heen gaan, soms doorbroken door een plasje of een keutel om het terrein te markeren. De kleine wolf lijkt een stuk actiever, die steekt soms de bossen in, zijn neus diep in de sneeuw gestoken, om dan in een drafje terug te komen bij de ouders. Het valt allemaal af te lezen uit de historie van de sneeuw. Het gevoel van die machtige beesten op niet meer dan een voetdruk afstand geeft een kick, een kick van leven. Alsof bij het voelen van hun bestaan mijn leven meer kracht krijgt, denkt Zoë. Het geeft een gezonde spanning van het op de hoede zijn. Dat gevoel maakt ons onderdeel van de natuur. Bang zijn we niet, sterker nog, er zou een wens in vervulling gaan bij het zien van een wolf. Het blijft echter bij fantasieën.

De verbeeldingen die we getraind hebben als kind door het kijken van Disney films voert de regie in onze gedachten. De realiteit van de voetafdrukken doet ons de beesten van vannacht inbeelden. We zien die grote wolf die rustig vol zelf vertrouwen op ons af komt lopen. Achter hem moeder en de kleinen. Als vader als eerste de heuvel overkomt, houdt hij halt. Hij staat daar als leider en kijkt ons met zijn diep blauwe ogen aan. Een vlugge kijk achterom naar zijn familie terwijl de wind door zijn haren waait. Wat er daarna gebeurt, weet de verbeelding niet. Valt hij ons aan of rent hij weg? Plots realiseren we ons dat we helemaal geen ‘echt’ onderdeel zijn van de natuur waar we ons in bevinden. We passeren alleen maar. We weten niks van de wolf, zijn leefgewoontes, zijn gedrag, zijn jaagtechniek, zijn slaapplaats. Wij zijn geen ‘jagers en verzamelaars’, die alles weten van hun leef gebied. De jagers die zowel de habitat van de dieren waarop zij jagen als de habitat van de dieren waarop hun prooi jaagt, op het duimpje kennen. Jagers, die dieren kunnen ruiken, horen en vinden. Wij zien alleen maar de voet afdrukken, die ons de weg wijzen naar ons volgende adresje.

Onze volgende host, jager en bioloog Ilya, leert ons over de zeehondenjacht. Hij jaagt zelf op zeehonden en vanavond ligt het op ons bord. “Dus je mag nog wel op zeehonden jagen?" vraagt Olivier verbaasd. “Ik dacht dat dat alleen was toegestaan voor de Innu’s, de inheemse bevolking?" vult Zoë aan. Ilia is een ‘witte’ man en hij mag zeehonden schieten voor eigen gebruik. “Ja hoor, ik heb een licentie” legt hij uit. Vijf zeehonden per jaar. Op onze beurt leggen wij hem uit dat we in Nederland en België een heel ander beeld van de jacht op zeehonden hebben. “Voordat we naar de Noordkust kwamen dachten we dat ze beschermd waren” leggen we uit. "Wij kennen beelden van schattige, zielig kijkende witte baby zeehondjes en zien filmpjes van zeehonden die met een soort bijl in elkaar geslagen worden. Mensen doneren geld tegen de zeehondenjacht.” “Dus” zegt Zoë “het eten van zeehond voelt verboden en illegaal voor ons”. Ilia legt ons uit dat de beelden die wij te zien krijgen tegen de bontindustrie zijn en niks te maken heeft met de mensen die zeehondenvlees eten. Wel hebben de acties van Greenpeace, het voor kleine gemeenschappen in dit gebied moeilijk gemaakt. Deze jagers en verzamelaars zijn neergezet als moordenaars, hoewel het de grote industrie betreft.

Het is niet makkelijk om een licentie te krijgen, je moet een cursus volgen en voldoen aan vele voorwaarden. "Daardoor is het eten van zeehond zeldzaam geworden hoewel dat gewoon ‘onze’ koe is.” We discussiëren een volle dag en onze kennis wordt gevuld van perspectief. Hoe kan het nu dat wij Europeanen geld doneren tegen het jagen van zeehonden, terwijl de regering van Canada dit toestaat? We leren dat zeehonden geen bedreigde diersoort is en wat maakt dan het verschil tussen het eten van een zeehond, een hert of een koe. Natuurlijk zien wij dieren niet graag sterven en van nature zijn wij niet vóór de jacht, maar ook niet persé tegen. Zolang wij zelf vlees eten, en dat doen wij nog steeds, al is het in zeer kleine maten, hebben wij niks te zeggen over welk vlees een Canadees eet. Wij eten koeien en kippen, die nooit het daglicht hebben gezien, zij eten gezonde, vrije zeehonden die met een vergunning gejaagd worden. Het jagen voor bont, daar zijn wij ook tegen, maar een zeehond eten eigenlijk niet meer. In het boek “de 7 eigenschappen van effectief leiderschap” stelt Covey dat wij een paradigmaverschuiving mee maken: het kader van waaruit wij naar het leven kijken en beoordelen, krijgt plots of langzaam een andere wending door het ervaren van iemand anders zijn kader. Of zo een verschuiving nu positief is of niet, het stelt ons in ieder geval in staat onze omgeving anders te zien en dus ons ook te waarderen.

Als we Ilya en Amelie verlaten, skiën we in twee dagen naar zijn andere huisje. Ilya is visser van beroep en heeft twee huizen. Veel kustbewoners hebben twee huizen, het huis waar ze wonen en het huis waar ze de andere helft van het jaar wonen om te vissen. De visindustrie is voor de meeste mensen op de Noordkust de kostwinning. Lager op de kust, zijn de bos- en mijnbouw een belangrijke bron van inkomsten, hier halverwege lijken banen ook goed gevuld te worden door HydroQuebec, die electiciteitcentrales op waterkracht bouwt. Daarnaast zijn er de kleine beroepen zoals lerares, verpleegster, winkeljuffrouw, benzinestation-meneer en postjongen. Toch tekent de visindustrie hier het landschap. Onze route gaat veelal twee kilometer van de kust vandaan en dit is het eerste dorp dat we langs het water binnen skiën. Grote krabnetten en kreeftenkooien staan opgestapeld onder een hoop sneeuw, wachtend tot het seizoen in april aanbreekt. Dan ligt er nog steeds ijs en sneeuw maar kunnen de boten doorbreken. We komen net op tijd voor een flinke windstorm. Ilya had gezegd dat we de sleutel boven de deur zouden vinden, maar we moeten eerst een enorme sneeuwduin over alvorens we bij de deur staan. Oliviers blote hand tast de hele rand af en doet een dansje van geluk als hij de sleutel vindt. Tegen die tijd staan we al te bibberen. Het kleine huisje is gezellig en koud. Omdat ze er in de winter niet komen zijn alle leidingen bevroren en kunnen we geen gebruik maken van toilet en gootsteen. De kasten staan vol met potten vis, vlees en klaargemaakte sauzen. Een techniek die hier nog volop wordt beheerst en bij ons is uitgestoven met het verlies van onze opa’s en oma’s. Het is handig en nodig, zo kunnen ze hun vis van de zomer bewaren tot in de winter.

We steken snel de houtkachel aan. Er is elektriciteit in alle dorpen en veel mensen zijn overgestapt op elektrische kachels, maar de houtkachel staat nog steeds centraal in ieder huis. Dat betekent dat ze allemaal hun eigen hout nog sprokkelen. Het duurt uren voor het huis en Zoë opwarmen. Ze zit in haar -40 graden slaapzak voor de open haard te bibberen. We weten inmiddels dat we het snel koud krijgen als we ergens binnen gaan, maar ons prima warm houden in de grille buitentemperaturen. “Buiten bewegen we” zegt Olivier, binnen zitten we stil en moet de omgeving het lichaam opwarmen, buiten warmt het actieve lichaam de omgeving op. De omgeving is dan onze kleding.” “ja!” zegt Zoë opgewonden, nu heb ik niks gedaan dus is mijn lichaam ook niet warm en warm ik de slaapzak niet op. Maar omdat ik binnen zit waar mijn hoofd denkt dat het warm hoort te zijn, ben ik ook te lui om actief te worden” Als het huisje een paar uur later opgewarmd is tot tien graden, is het al weer bedtijd. Als we in slaap vallen realiseren we ons hoe mensen hier nog dicht bij hun lokale leefgebied staan. Zij zijn afhankelijk van hun lokale omgeving en niet van de wereldeconomie zoals wij. Als er bij ons in Nederland geen vis in de supermarkt ligt, pakken we wat anders. Hier hebben de mensen wat ze zelf kunnen jagen, vissen en verzamelen. Er zijn wel kleine winkels, die de basisbehoeften voorzien, maar voor een supermarkt moeten ze ver rijden. Vier uur rijden naar Sept-îles, de stad voor alle mensen van de Noordkust of het daarop volgend grootste dorp “Havre Saint-Pierre”, voor ons twee dagen skiën. Toch zien we steeds meer de wereldeconomie hier ontstaan en verdwijnt de jager-verzamelaar cultuur.

 

Onze host Adam en in Havre Saint-Pierre heeft wel een verwarming, net als al zijn buren. Een verwarming betekent meer tijd. Het is niet nodig om iedere ochtend je vuur te starten, de hele dag je vuur aan te houden en je houtvoorraad op pijl te houden. Het leven in een ’stad', al zijn het amper 4.000 inwoners, brengt luxe. Net als de supermarkt, die ons mensen voorziet van alle goederen. De vader van Adam woont in het eerste dorp op de Route Blanche, waar we naar onderweg zijn en we alleen op ski's kunnen komen omdat er geen autoweg is. Adam’s vader wilt niet weg uit zijn geboorteplaats maar zou wel graag zien dat de autoweg wordt doorgetrokken. “Dat is gemakkelijker” vind hij terecht. Olivier leest in het boek Sapiens ‘dat wij mensen zoeken naar gemak, maar ons leven daarmee gecompliceerder maken. Voor jagers en verzamelaars bestond er geen economische stress, sociale druk, ethische gesteldheid, regeltjes en zo meer. Zij hoeven zich niet druk te maken over de opvang van de kinderen, de voetbalwedstrijd, de pianoles, de kapperafspraakjes, pesterijen, werk, een auto, een huis, een agenda, vrienden en geld. Zij moesten zichzelf voorzien van eten en drinken, dat was waar hun dag mee gevuld was. Net als Adams vader zien wij mensen vaak niet in wat de luxe is van eenvoud.

In Baie Johan-Beetz, een dorp verderop, zitten we aan tafel bij de ouders van Maryse. Haar ouders wonen aan de overkant en zijn beiden in het dorp van niet meer dan vijf familienamen geboren. Het dorp ligt al in de vergetelheid, op school zitten drie kinderen en het centrale punt is een mini markt dat voorziet als mini- winkel, post, benzinestation, bijeenkomsthuis en roddellokaal. De elektriciteit is hier gekomen in 1975 en pas sinds 1997 is er een geasfalteerde weg. Daarvoor was er voor het dorp éen grote dieselmotor op de plek waar Maryse nu woont. Vader was jarenlang visser van kreeft en zalm in de zomermaanden en in de winter was hij een vallen-zetter voor lynx, bever en marter. De huid werd verkocht aan de bontindustrie. Dat levert nu niks meer op, dus jaagt hij alleen voor zichzelf. Hij vertelt ons hoe je hazen vangt terwijl wij van de heerlijke wilde hazenstoofpot eten. Zoë geeft een gilletje als ze plots de sculptuur van de hazenkop in Maryse haar handen herkend. “In ons land eet niemand dat. Belachelijk eigenlijk he?” zegt Zoë terwijl ze realiseert dat er alweer een paradigmaverschuiving plaatsvindt. “Puur omdat we dat domweg niet gewend zijn, we het ook niet gewoon vinden.” Maryse moet lachen en trekt aan het tongetje terwijl ze de kaken mee beweegt op haar lach. Ouders vertellen de verhalen van vóórdat de weg kwam en er geen middelbare scholen en ziekenhuizen op 65 km rijden hiervandaan lagen. “Om naar mijn middelbare school te gaan ging ik per boot, maar als in de winter alles dicht vroor, moest ik met het vliegtuig. Dan zaten we met een handjevol leerlingen in het vliegtuig naar school. Soms kon het vliegtuig niet opstijgen en dan namen we de helicopter”. Onze mond valt open van verbazing terwijl vader doorratelt. “Toen mijn vrouw zwanger was, ging ze drie weken voor de uitgerekende datum met het vliegtuigje naar `Havre-Saint-Pierre’ en als ze terug kwam had ze er ineens een kind bij” zegt hij lachend. Dit alles slechts veertig jaar geleden.

We zijn op een steenworp afstand van de ‘Basse Côte-Nord’ waar de Route Blanche begint en de weg ophoudt. Zal het daar zijn zoals het voor de ouders van Maryse 40 jaar geleden nog was? Geen weg, dat is pas echt afgelegen, maar ook hier, aan het einde van de route 138, dertien uur rijden van de Quebec City, zijn we al ver verwijderd van wat past in het ‘kader’ waarin wij hebben leren kijken. Dit is een andere wereld, met andere gewoontes en andere visies, waar wij aan de andere kant van de wereld niks van weten en dus ook niks over te zeggen hebben. Het voelt ongelofelijk verrijkend, maar ook verwarrend. Wij mensen, zien de wereld niet zoals die is maar zoals wij zijn of zoals wij geconditioneerd zijn er naar te kijken. Het beleven van al deze ervaringen geven ons een hele hoop nieuwe lenzen om het leven door te bekijken.

Welke paradigmaverschuivingen zullen ons daar te wachten staan? Lees het in de volgende blog 'Sapiens'

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *