Na een hele dag klimmen, komen we aan in een klein dorpje waar de grijze lucht de sfeer extra droevig maakt. Het is koud en mensen lopen ingepakt in warme dekens over straat. We vragen naar een plekje voor de tent en één van de vrouwen zegt dat er vorige keer een gringo, een buitenlander, onder het portaal van de kerk heeft geslapen. ‘Misschien kunnen jullie wel binnen slapen’ denkt de vrouw hardop. We waren bijna vergeten hoe we in Argentinië en Chili steevast onderdak zochten als het slecht weer was.
We kloppen aan bij de lokale gezondheidspost en krijgen een oud klaslokaal aangeboden. Aan de muren hangen posters uit 2014 en er ligt zoveel stof dat doet vermoeden dat de deur al vier jaar niet geopend is. We borstelen het stof naar buiten en hebben een dak boven ons hoofd voor de nacht. Om acht uur ’s avonds klopt de verpleegster op de deur met twee grote kannen. Eentje gevuld met gezoete thee, de andere met een stroperige drank gemaakt van paarse mais, hun avond eten.
’s Ochtends vroeg is het dorp gehuld in de wolken als we de tassen aan de fiets hangen. We fietsen over de enige weg in het dorp, terwijl de kinderen ‘gringo’s en bicicleta’ fluisteren. Voor een klein lemen huisje staat een klein meisje dat snel naar binnen spurt en luid ‘mami, mami, gringo’s’ schreeuwt. Hoe klein ze ook zijn, ze weten dat we buitenlanders zijn en het woordje gringo hebben ze al snel geleerd. Tot dusver werden we nooit als gringo aangesproken in Zuid Amerika, maar sinds we in Peru zijn, horen we het tientallen keren per dag, op alle toonhoogtes. Vanuit de auto, langs de kant van de weg, dronken mannen met een fles bier, kinderen met een voetbal en oude vrouwtjes met grote pakken stro op de rug. Allemaal spreken ze ons aan met gringo, of gringa als ze Zoë specifiek aanspreken. ‘Gringa, no tienes fria’ (Heb je het niet koud) vraagt een oud vrouwtje als Zoë in korte mouwen en korte broek voorbij fietst, en ze lacht haar zilveren tanden bloot. Na een lang stuk over een onverharde weg komen we bij een aantal kleine tentjes met rokende vuurtjes. We stoppen even om water te drinken en de vijf vrouwen stormen op ons af, allemaal met een plastic bordje gevuld met mais, rijst en daarop een gefrituurde vis. Ze duwen de vis letterlijk onder onze neus, als Zoë vraagt of ze ‘Choclo con queso’ hebben. ‘Mais met kaas wil la gringa’ lachen ze allemaal.
Een paar dagen later fietsen we met onze grote regencapes de berg op. De Peruanen staren ons met verstomde blikken aan als een rode en groene gringo-spook door de regen naar boven fietst. ‘Mucha lluvia’ zeggen ze dan. Inderdaad, veel regen, en dat in het droge seizoen. De Peruanen begrijpen ook niets van het weer de laatste jaren. In de wintermaanden, juni tot september, regent het normaal nauwelijks in Peru, maar we fietsen al enkele dagen in de regen. Eenmaal we boven 4.000 meter fietsen, verandert de regen in sneeuw en kleurt het landschap wit. Plots staat er een grote sneeuwman in het midden van de weg. Vele dorpelingen zijn de berg op gekomen om in de sneeuw te spelen. De sneeuwman hebben ze pardoes in het midden van de weg gebouwd. We poseren even naast de sneeuwman en plots zijn vijftig telefoons op ons gericht want een sneeuwman met twee gringo’s zijn twee zeldzaamheden op één dag.
Het slechte weer verdwijnt na enkele dagen en de zon straalt weer aan de hemel. We fietsen langs een prachtige route langs een rivier. De weg is breed genoeg voor één auto met een steile klif van een paar honderd meter naar de rivier. Toch is het de meest toegankelijke route voor vrachtwagens die elkaar meer dan eens schaakmat zetten op de smalle weg. ‘Het gaat sneller met de fiets’ lachen we dan als we de vrachtwagens voorbij steken die bezig zijn met een levensgevaarlijk manoeuvre. Op Google Maps, wat we altijd gebruiken om de routes te plannen, zag de weg er perfect geasfalteerd uit, maar in werkelijkheid blijft er weinig van over. We krijgen hele ladingen stof over ons heen en diezelfde vrachtwagenchauffeurs zullen waarschijnlijk denken ‘hierbinnen is geen stof’ als ze ons weer voorbij rijden.
Er rest ons een lange afdaling naar Huanuco waar we een paar dagen kunnen uitrusten bij een warmshower. In de afdaling hebben we wat pech, een agressieve hond bijt Zoë in haar been en voelt Olivier iets tikken als hij remt. Er zit een scheurtje in de velg en er rest ons nog 80 kilometer naar beneden. Op alleen de voorrem dalen we voorzichtig af. ‘Ik denk dat het lastig zal zijn om een velg te vinden’ zegt Zoë. ‘Nee hoor, het is een grote stad’ zegt Olivier hoopvol. De scheur in de velg groeit bij elke hobbel en verkeersdrempel, en dat zijn er nogal wat in Peru. Als we Huanuco binnenrijden schuurt de velg bij elke rotatie tegen de rem, die al helemaal openstaat. We stoppen bij een fietsenmaker. ‘Hola gringo, que pasó? vraagt hij. ’28 inch, dat ga je hier niet vinden’ schudt hij even later het hoofd. Het mooiste stuk op de fiets staat voor de deur, maar of we dat kunnen fietsen, is de grote vraag.
6 Comments
Jullie zijn samen denk ik de mooiste herinneringen die we hebben aan onze vakantie in Zuid-Amerika. We genieten nog steeds enorm van jullie avonturen, en de mooie manier van schrijven. De energie en de motivatie spat er van af. Veel plezier en succes alvast met jullie volgende etappe!
Groetjes,
Gerry
Hee Gerry!
Wat een prachtige woorden! Het was een bijzondere ontmoeting met jullie waar wij het nog steeds veel met elkaar over hebben. We zijn niet vaak mensen tegengekomen die zo enthousiast en geinteresseerd zijn. En juist dat geeft ons enorm veel energie om door te gaan met wat we doen!
Heel veel groetjes,
Zoë en Olivier
Op elk moment spannend!!!!
Hey , zijn jullie dat op de laatste foto helemaal rechts ?
Hee Mia!
Klopt, dat zijn wij! We hebben het statief opgezet en dan de timer op 20 seconden zodat we net tijd genoeg hadden om op de foto te staan 🙂
Zoals altijd weer prachtige foto’s. Ik moet wel zeggen dat ik het knap vind dat jullie nog steeds zo eenvoudig leven en nog steeds elke dag genieten.