‘Voorzichtig, daar is het gevaarlijk!’ de uitspraak is ons meer dan bekend. Het is een dorpeling die over de volgende provincie praat of een stedeling die iets van het nieuws heeft gepikt. Het zijn onze ouders, familieleden en vrienden die ons erop wijzen voorzichtig te zijn als we een nieuw land binnengaan dat voorheen vaak op het nieuws kwam. We reizen twee en half jaar op de fiets de wereld rond en hebben met trots laten zien en mogen ervaren dat er vele malen meer goede mensen zijn dan slechte. “Als in een flat met 100 mensen 1 slechterik zit, moeten alle 99 anderen extra sloten op de deuren zetten” antwoord een man op onze uitleg die het niet eens is met onze stelling dat er meer goed dan kwaad is. “Dat is inderdaad wat er gebeurt” zegt Zoë “maar vergeet niet dat alle omwonenden zullen denken dat de hele flat, heel het dorp of zelfs het hele land levensgevaarlijk is, hoewel er 99 goedzakken en maar 1 slechterik rondloopt in de flat”. Ons wereldbeeld is veranderd. Ondanks dat we altijd alert en voorzichtig zijn, leren we dat het nieuws gegeneraliseerd, dat positiviteit zich terugbetaalt in positiviteit en dat angst een van de sterkste emoties is. We vertrouwen in mensen en voelen ons vertrouwd. Iedere dag van onze reis is een nieuwe bevestiging dat de wereld vol zit met gastvrijheid en hartverwarmende verwelkomingen. We zijn onbezorgde vogeltjes geworden die misschien een tikkeltje eigenwijs reageren op een waarschuwing naar gevaar. Mensen zien snel gevaar aan de overkant, maar aan de overkant zien ze gevaar aan de andere kant. We horen het bijna dagelijks en stoten de negativiteit af door eigenwijs te geloven in het goede. Om het toch veilig te houden sluiten we een afspraak met onszelf. We knopen onszelf in de oren dat we zullen luisteren naar het advies van de local op locatie, de local in en over zijn eigen omgeving. Naar het advies van ‘hier’ en niet naar het advies over ‘daar’. Onze tactiek werkt en leidt ons langs onbekende gebieden en onbekende mensen vol van goedheid. Tot we een dag bij Anna aankomen en onze eigen tactiek in de doos stoppen. Waarom doen we dat? Vragen we ons nu af. De vrije onbezorgde vogels worden iets te vrij.
Anna ontvangt ons net als ieder ander met heel haar hart. Anna is geen warmshower, we leren haar kennen via een Facebookgroep en wij zijn de eerste die haar huis passeren. Ze is een lief mens en neemt ons overal mee naar toe, maar vanaf de eerste minuut straalt er angst en waakzaamheid van haar af. Ze vertelt ons dat het ‘hier’ gevaarlijk is. Dat auto’s geen respect hebben en er drugsdealers in het gebied rondlopen. We luisteren met een half oor, de serieusiteit ontgaat ons. Zelfs als de gruwelverhalen bovenkomen. Ze vertelt dat de Narcos, de drugsbendes, maandelijks geld komen innen en dat er een tijd terug verpleegsters verdwenen. Ze vertelt dat zij is achtervolgd en dat de duim van haar buurman is afgehakt. Onze voelsprieten gaan omhoog maar niet op actief. Waarschijnlijk omdat haar eigen ouders haar verhalen ontkrachten met een tegenovergestelde reacties en omdat we een overbezorgde moeder zien. Vader vertelt ons vol vertrouwen ‘Bij ons wordt geen geld geind’ en ‘ik ben niet bang, wie zich er niet mee bemoeit, blijft er buiten’. Misschien gaan de alarmbellen ook niet af omdat we zelf niks zien of voelen van gevaar, iedereen is zo vriendelijk en behulpzaam. Anna lijkt een overbezorgde moeder. We besluiten op advies van Anna onze route aan te passen maar kiezen voor een binnendoor weggetje die vader als ‘tranquilo’ beschrijft.
We fietsen over het landweggetje en zijn blij dat we niet alles over de hoofdweg moeten doen, dat zouden nog 400 lange kilometers zijn. Ons pretje wordt gauw de das omgedaan als er een auto stopt in de bosjes. De man gebaart te stoppen en waarschuwt met de woorden ‘hier is het gevaarlijk’. ‘Waarom’ vragen we? Om zeker te zijn dat het niet over het verkeer gaat. ‘In dit gebied regeren de bendes’ zegt hij. ‘Toen ik zag dat je een vrouw was moest ik je waarschuwen’ spreekt hij nu aan Zoë. ‘Ze nemen vrouwen mee. Jullie kunnen beter over de hoofdweg fietsen, daar is het ‘tranquilo’ adviseert hij ons. Zoë voelt de waarschuwing tot in haar tenen. ‘We gaan eraf en we gaan de hoofdweg volgen’ zegt ze stellig. ‘We hebben nu genoeg gespeeld met de regels, we nemen geen risico’. Zo wijzigt ons plan en fietsen we de laatste 400 kilometer door Mexico langs de hoofdweg. Niet bepaald hoe we het hadden voorgesteld, dus om het leuk te houden zetten we de competitiedrift er nog maar eens tegenaan.
We fietsen de eerste dag 146 kilometer. Dat is een recordafstand op de gehele reis. We hebben een gemiddelde van 24 kilometer per uur als we afstappen en een ‘rancho’ binnen gaan ver van de bewoonde wereld. Dat is geen boerderij zoals Zoë dacht, maar een mini dorp van 300 mensen, als ze er al zijn. We roepen wat langs een hoog hek en de hond doet goed zijn werk, er verschijnt een jongere man met zijn vader. Een verroeste cowboy. Ze zijn wantrouwig en nieuwsgierig tegelijk. Na wat vragen zegt de oude man ‘mijn vrouw en neef zijn doodgeschoten in hun auto, sindsdien heb ik weinig vertrouwen, maar ik zie het in jullie ogen. Jullie zijn goede mensen’. Vader en zoon moeten even smoezen om vertrouwen te winnen op onze vraag naar een plekje in de tuin. We geven de tijd en smoezelen zelf ondertussen over hoe ze toch in onze ogen kunnen zien dat we goed zijn. De man draait zich met open armen om en zegt “pasale” “kom binnen, kom binnen!”. De poort gaat van het slot en een slaapplaats onder de carport wordt al snel een bed in het chique en dure huis van de zus die niet thuis is. Ze koken ons een lunch en worden later op de avond uitgenodigd bij een buurman in een veel armer huis om ei en bonen te eten. Mensen zijn zo gastvrij, maar duidelijk ook op hun hoede. Als we vragen of het gevaarlijk is, schudden ze hun hoofd ‘nee hoor, tranquilo’. We worden de volgende dag wel vijf keer gevraagd om mee op de foto te gaan, maar als we die avond opnieuw een slaapplaats zoeken langs de grote weg zegt de huisbaas ons vanuit achter het hek met dikke sloten “ik weet niet of ik jullie kan vertrouwen, ik zou het heel graag helpen, maar hoe weet ik of ik jullie moet vertrouwen?” We staan een beetje perplex. Zie je het niet in onze ogen denkt Olivier beschuldigd. natuurlijk heeft de man gelijk maar het is een klap op het hart om je niet vertrouwd te voelen. Het liefst zeggen we de man dat we natuurlijk te vertrouwen zijn, maar dat klinkt pas lush. “Dus je kunt ons niet helpen” vraagt Zoë ter bevestiging. “Dat klopt”. Gelukkig houdt Olivier de hoop hoog op het enige andere huis dat er staat. Hij stapt er op af alsof zijn hart niet zojuist een dunk heeft gekregen maar een energie boost. Deze vriendelijke jongen en zijn vriendin kan de boer niet afslaan. Hij laat ons op zijn veld staan. We hangen onze hangmat aan een oude verroeste bak en zijn weer hersteld met de warmte van deze man.
Vertrouwd leggen we het laatste deel van onze tocht naar Amerika af. We volgen nog steeds de hoofdweg, tenminste dat denken we. De gps laat een mooie donker oranje lijn zien tot aan de grens, wat ons verteld dat we op de hoofdweg zitten, maar als we links draaien is de weg wel heel klein. Het is er rustig en er rijden weinig auto's, maar dat zal wel te maken hebben met het feit dat niemand de grens oversteekt. Links en rechts ligt het vol met olievelden. Langs de weg staan tientallen bordjes met informatie over de putten. “Vreemd wat doet die man daar nu” zegt Zoë. In de berm staat een man nutteloos in het gras. “Het zal wel een oliewerker zijn” zegt Olivier. Als we hem naderen krijgt Zoë een onbehagen gevoel. “Hij heeft een walkie talkie” zegt Zoë zonder conclusie. We zeggen hem vriendelijk gedag, zoals we altijd doen. ‘Hmmm’ zucht Zoë. “Vertrouw je t niet?” Vraagt Olivier op een toon alsof er volgend hem niks mis is. “Het zullen wel vooroordelen zijn” antwoord ze, maar in haar hoofd lichten alle details zich op en gaan er stille alarmbellen af. “Ik weet t niet, het zullen wel vooroordelen zijn maar zijn uiterlijk? Hoe zijn haar zat. En de manier hoe hij gedag zei? Er zat twijfel in, het was anders. En die porto dan?”. We zwijgen en de vragen blijven in de lucht hangen. “Ja, het zal wel niks zijn” denken we net als daar een tweede pion staat. “Het zullen wel vooroordelen zijn” roept Zoë onzeker naar Olivier als we de man voorbij zijn. Dit keer begint ook Olivier te twijfelen. “Dit was echt een type” zegt hij. Maar wat doen ze hier dan? Voor we onze hoofden op orden hebben staat daar een derde pion die duidelijk gebaard dat we stil moeten staan. We fietsen door, bang gemaakt door het onzekere en uitgaand van het zekere dat we altijd iedereen vriendelijk gedag zeggen. Zodra we hem voorbij zijn gaat het snel. Er komt een rode jeep op ons af met een man die het raampje opendraait en zeer stellig laat zien dat we zullen stoppen. Wat moeten we doen??! Roept Zoë bijna. “Stoppen!” Zegt Olivier. We zijn de auto net voorbij als we op onze remmen trappen en Olivier zich bedenkt dat we beter geen spelletjes spelen met deze lui. Net als gisteren gaat hij met alle vriendelijkheid zelve op de auto af alsof een nieuwe vriend ons nieuwsgierig gedag wil komen zeggen. Het gebeurt ons regelmatig dat een auto ons stopt omdat ze geïnteresseerd zijn in ons verhaal of ons willen helpen. Deze man is alles behalve geïnteresseerd en wil weten hoe deze vreemdelingen zijn land durven te bestreden. Hij stelt vragen die ieder andere vriendelijke voorbijganger had kunnen stellen, maar we wisten inmiddels beter. Tenminste, wie die gasten zijn weten we niet, dat je er beter niet mee sjoelde dat heeft ons onderbuikgevoel ons duidelijk verteld. “Waar ga je heen”, “waar kom je vandaan”, “wat doe je hier”, “hoe ben je hier gekomen”. Het zijn geen vriendelijke vragen, het zijn bevelen die beantwoord moeten worden. De man kijkt ons aan. “Passaportes” zegt hij terwijl hij met zijn vingers gebaard dat die snel mogen komen. “Natuurlijk” zegt Olivier vriendelijk. Zoë begrijpt de rol maar denk ‘Neee niet de paspoorten Olivier! Wat dom’. Zonder er echt goed over nagedacht te hebben stamelt ze “maar jullie zijn niet van de politie”. Oh God wat zeg ik nu, denkt Zoë. Natuurlijk zijn ze niet van de politie, maar hoe moet ik anders onze paspoorten redden! ‘Phu nee zo werkt dat hier niet meisje’ zegt de man met een grijns van ongeloof. ‘wij zijn hier de baas, paspoorten’. ‘Hier heb je ze’ zegt Olivier. Hij overhandigd zijn identiteitskaart. Oh wat slim! Denkt Zoë die haar kaken stijf heeft van de spanning. Als ze nu wegrijden zijn we alleen maar onze ID kwijt en kunnen we nog gewoon de grens over. ‘Dus je bent van België’ herhaalt de man drie keer. ‘Ja, kijk maar’ Olivier bewijst met zijn iD dat hij niet meer dan een onschuldige toerist is die alleen maar even hun terrein over wil steken.
‘Oke, jullie kunnen gaan’ zegt de man terwijl hij de identiteitskaart teruggeeft. ‘Ik laat mijn mannen weten dat ze jullie met rust moeten laten’ zegt hij terwijl hij naar de handsfree radio in de Jeep wijst. We bedanken de man vriendelijk alsof we een gezellig gesprek hebben gehad ‘Adios!’ Roepen we zwaaiend na en we vervolgen onze tocht in stilte. Een stilte die nog nooit zo diep is geweest. Zoë weet wat Olivier denkt en Olivier wat Zoë denkt. ‘Dit had zo anders kunnen aflopen’ zegt Olivier na een tijdje in ongeloof. ‘Ze hadden alles met ons kunnen doen en niemand had het ooit geweten’. ‘Ze hebben ons niet eens bestolen’. Om de lading van ons hart te halen zeggen we met een sarcastische lach ‘we zijn verwelkomd door de narcos’, ‘de drugsbendes hebben ons laten lopen op hun territorium’. Kun je dat geloven? We fietsen zo hard we kunnen naar het volgende dorp en zeggen alle pionnen, die al lang weten wie we zijn, vriendelijk gedag. Ze weten niet wat ze moeten met onze groet. Eenmaal in het dorp moet de lading eruit. We willen weten wat ons zojuist is gebeurd, wie dat waren, hoe serieus de situatie is en veel belangrijker we zouden hier normaal een slaapplaats zoeken, maar als we het dorp binnenrijden weten we niet wie we moeten aanspreken. Het voelt vreemd. We vertrouwen niemand. Mensen zijn of zo bang dat ze ons de waarheid niet zullen zeggen of ze zijn onderdeel van de bende en laten hun chefs liever weten dat ze hier twee bangen katjes aan de haak hebben. Bij toeval stapt Zoë een dierenpraktijk binnen en als ze de man ziet weet ze dat ze hem kan vertrouwen. Ze ziet het in de ogen. Als ze hem vraagt of het veilig is en uitlegt wat er net is gebeurd, zegt Oscar een beetje ongelovig ‘en ze hebben jullie doorgelaten?!’. Het is genoeg om de hoge spanning te laten knappen. Zoë valt in tranen. De spanning blijft eruit vloeien. Oscar doet zijn best om ons op het gemak te stellen maar is zelf duidelijk totaal ongemakkelijk. Hij stapt steeds uit het blikveld weg als hij iets zegt en praat zacht. Hij knikt met zijn hoofd opzij. Daarbuiten op het bankje zitten informanten. Oscar legt ons de hele situatie uit. Het gebied is inderdaad ingenomen door een drugsbende. Er zijn allerlei bendes met hun eigen smokkelroutes. Ze vechten tegen elkaar en moorden elkaar uit. Tien jaar geleden was het hier oorlog. ‘Net zoals je op tv in Irak ziet’ zegt hij. Mensen liepen op staat met geweren en na zessen kon je niet meer naar buiten, dan was het oorlogsgebied. ‘Leven mensen niet in angst?’ Vraagt Zoë. Oscar beantwoordt de vraag met een knik en verbeten kaken. ‘Het is nu tranquilo’ maar het kan ieder moment losbarsten. Hij kent verschillende mensen die zijn verdwenen. We staan versteld. We hebben een ander begrip van ‘tranquilo’ zegt Olivier. Oscar begrijpt het maar stelt ons gerust ‘jullie zijn nu toegelaten dus ze zullen jullie niks meer aandoen’. Wij vinden het wel mooi geweest leggen we hem uit en vragen of hij kan helpen met een lift naar het dorp vlak voor de grens. Oscar heeft het zo voor elkaar, hij en een vriend rijden ons de laatste 20 kilometer door Mexico en zetten ons veilig af bij de kerk. We zijn Oscar ongelofelijk dankbaar en zeggen hem dat we zijn vriendelijkheid en gastvrijheid zullen onthouden. En ons thuisfront op het hart zullen drukken, net als hij bij ons deed, dat Mexico niet slecht is. Niet een en al drugsbendes. Hij wil dat we het goede zien. En dat doen we. Twee jaar zuid Amerika, twee maanden Mexico en bijna 25.000 kilometers verder. Er is ons nooit iets gebeurd, nooit iets overkomen. We hebben nu weliswaar een zeer vervelende ervaring gehad die de vleugels van de vogeltjes een beetje korter heeft gewiekt, maar nog steeds is ons niets overkomen. Niets, dat onthouden wij en jullie hopelijk ook. Want deze 40 kilometer is de enige slechterik in het flat gebouw en alle andere 24.960 zijn de goedzakken. Mexico was geweldig boeiend, we hebben van haar genoten.
We slapen de laatste nacht in het leslokaal van de kerk, met onze matjes boven op de tafel, ver weg van onze grootste nachtmerrie: de kakkerlak.