Slechts één dag wanen we ons door het laagland alvorens we terug klimmen naar 3.000 meter en opnieuw de bergkam van de Andes volgen. De kust van Ecuador is waar onze Chiquita bananen vandaan komen en dat hebben we geweten. We fietsen 80 kilometer door bananen oerwoud, door het hart van de industrie. We moeten geregeld wacht houden, als niet een kudde geiten maar een groep bananen de weg oversteekt. Tussen de bananenplantages trekken mannen een twintigtal bananentrossen langs een stalen rail die af en toe een weg moet oversteken. 'De bananen gaan door de was en daarna de dozen in' vertelt een wachthoudende man. 'Dagelijks verlaten zo'n 2.000 dozen dit bedrijf'. Op het eind van de dag hebben we ieder al vijf bananen op en kopen ons langs de weg nog een gegrilde banaan met kaas, een Ecuadoraanse delicatesse. We proberen nog veel meer op onze eerste dag. Dat vinden we leuk. 'Dat ziet er lekker uit' zegt Zoë wijzend op het bord van haar buurman. 'Wat is het eigenlijk?' vraagt ze als het geserveerd wordt. 'Koeienlip' zegt de man met een grote grijns. Er is geen vergrootglas nodig om de lipharen uit het spekkige vlees te zien steken. Het is een mentaal spel, tussen het geweten en gewoon eten, maar het zou oneerlijk zijn om te zeggen dat het niet smaakt.
De volgende drie dagen klimmen we terug naar de hoogte. De steiltegraad van de wegen kennen geen limiet. Het laagste verzet wordt in volle toeren gebruikt terwijl het zuur uit onze benen spat. De eerste dag worden we vergezeld door een prachtig groen tropisch woud. We zien alle processen van de cacao plantage en leren veel nieuws bij over tropische vruchten. We beleven een spannende nacht in een verlaten politiekantoor langs de weg. Als we het kantoortje ontdekken kan ons geluk niet op, het heeft altijd wat om door een verloren gebouw rond te sluipen, het ons eigen te maken en er de matjes op te blazen. Veel makkelijker dan de tent opzetten en het ontbrekende raam geeft een soort openlucht bioscoop effect. Met op ons scherm een twinkelende sterrenhemel vallen we inslaap. In onze dromen worden we nog heen en weer geschud van de verwondering. Of is het van een vrachtwagen? Verward zit Zoë ineens steen recht in haar bed, met de oren gespitst en de vingers op de grond. Eindelijk neemt verwarring plaats voor realisatie. Met twee handen slaat ze op Olivier zijn rug. ‘Een aardbeving!’ roept ze blij. Nu zit ook Olivier in een schok overeind. Op het moment dat we beide realiseren dat we ons in een met scheuren begeven huis bevinden en dat we in plaats van blij misschien beter geschokt zijn en het huis uit rennen, is de seismografische trilling voorbij.
De beklimming gaat door, dagen achtereen. De ongerepte percentages van de klim eveneens. Waar we enkele dagen geleden nog met volle moed begonnen aan de steile wegen, beginnen ze langzaam minder grappig te worden. We lopen plots flink achter op ons schema en geen dag halen we onze verwachte eindbestemming. Geen dag doen we meer dan 50 kilometer, maar er zijn geen alternatieven. De kortste wegen zijn snelwegen, dat is tegen onze fietsregels, dus zit er niets anders op dan de oersteile binnendoor weggetjes te volgen. Met Kerst willen we in Mexico zijn om samen met Lieve en Ignace, de ouders van Olivier, te toosten op een nieuw jaar. Nu de dagen beginnen te korten, kunnen we ons niet ontspannen. Plots hangt er een zware sfeer boven ons hoofd en we beginnen de schuld aan Ecuador te geven. Het nieuwe is van Ecuador af en we hebben moeite het moois te blijven zien. We zien alleen maar dat mensen ons minder begroeten dan in Peru, dat de wegen steil zijn én dat onze tijd tikt. Is het gras dan toch niet groener aan de overkant? Na Cuenca besluiten we een stuk de bus te pakken. Een oplossing voor de tijd, maar niet voor ons gevoel. We voelen ons smokkelaars, afraffelaars en triestig. Genieten van Ecuador wordt plots een opgave. We besluiten dat piekeren over 200 kilometer bus onzin is en proberen Ecuador nog één kans te geven. We kiezen voor twee alternatieve circuitjes alvorens we in Quito komen, waar Zoë voor een controle naar de gynaecoloog zal gaan.
Opnieuw zijn het de onvergetelijke ervaringen die moeilijke dagen makkelijk maken en die ons op het randje behouden. Met het hoofd rood van de inspanning zeggen we tegen elkaar dat we boven aan de berg een plek voor de tent zullen zoeken. We zien een paar grashutjes langs de kant van de weg en stoppen om een foto te maken. ‘Hier kunnen we wel slapen' zegt Olivier lachend. “ja! Zullen we dat doen?’ roept Zoë. Zo gezegd zo gedaan, we gaan op zoek naar de eigenaar en komen terecht bij een familie houtbewerkers. We krijgen onmiddellijk toestemming, maar in plaats van naar het hutje te vertrekken, blijven we nieuwsgierig staan. Met zijn vijven zitten ze op boomstronken kunst uit hout te snijden. Terwijl vader het grove werk doet, tikt zoonlief de details eruit. De twee jongste schuren en bewerken het hout met gips, terwijl moeder de verf aanbrengt. Ze vertellen ons dat ze allemaal het gehele proces zelf kunnen en leren ons het fijne er van. Twee uur vliegen om. We hebben het over verschillen tussen 'het westen' en de wereld hier. Het valt ons op dat de kinderen in Ecuador een aanzienlijk hogere educatie hebben dan in Peru, maar toch blijft het lastig te begrijpen dat Nederland zo plat is als een dubbeltje en dat wij geen boeren meer kennen die met de hand hun land bewerken. De kinderen zijn geboeid en laten de kans niet aan hun voorbij gaan om te komen kijken hoe wij onze avond bereiden in hun strohuis.
Zo zitten we dan, gedeeld in cultuur. Zo normaal als de ‘choza’ voor hen is, zo vol trots stappen wij deze unieke overnachtingsplek binnen. En zo gewoon als voor ons de matjes en het kooksetje zijn, zo geboeid zitten de drie toe te kijken hoe wij alles uitpakken. Ze willen alles aanraken en leren hoe het in elkaar gestoken wordt. Om de beurt ploffen ze op onze matjes en knuffelen met de donsslaapzakken. Als Olivier de courgette boven haalt, zeggen ze intelligent ‘komkommer’. Als Olivier uitlegt dat het geen komkommer is, kijken ze ons gek aan, hier hebben ze nog nooit van gehoord. Al hoewel we de courgette slechts 40 kilometer lager uit de stad meenamen, stoppen ze allemaal met een vies gezicht een stukje in hun mond. Van eten gaan we naar muziek, en van muziek naar levenslessen. Als een van hen vraagt hoe laat het is in Belgie en wij hen vertellen dat onze ouders al slapen, kijken ze ons niet begrijpend aan. ‘Hoe werkt dat dan?’ En zo staan we plots uit te leggen hoe de aarde rond zijn as draait, waarom er in het hoge noorden lange en korte dagen zijn en dat de zon de andere kant op lijkt te draaien in het noordelijk halfrond. Ze smullen mee van onze pasta, nemen een bordje mee voor de ouders en brengen ons later op de avond een warme thee met gebakken banaan. We zeggen welterusten en zien ze niet meer terug. Als wij 's ochtends op de fiets stappen, zij zijn al lang hoog in de bergen op zoek naar de schapen.
Eenmaal in Quito breken we door de gespannen draad heen. Zoë vertrekt met vertrouwen naar het gynaecologisch onderzoek, maar als de dokter zegt ‘er zit hier een grote massa’, stort haar wereld even in.