Met rode wangen van de koude wind staan we voor de poort van een afgelegen boerderij. We zoeken nog steeds naar een plek om de tent neer te zetten en deze boerderij is de laatste hoop alvorens we moeten besluiten om de tent naast de weg te zetten. Een man komt mankend op ons af. Elke stap oogt vermoeiend en zijn rechterarm zwiert ongecontroleerd langs zijn lichaam. Bij de poort groet Ruben ons hartelijk in een bijna onverstaanbaar Spaans.
Hij kijkt achterom als hij zegt dat we binnen kunnen slapen in de boerderij. Ruben is slechts de hulp in de boerderij en de eigenaren zijn toevallig vandaag op controle bezoek. Hulpjes zijn tuinman, bewaker of boer op een boerderij en wonen in simpel huisje naast dat van de baas. Voor hen is het nooit een probleem om onze tent op te zetten in de tuin, maar zonder toestemming van de patron durven ze niet. Ruben maalt er niet om en hij vraagt geen toestemming aan de eigenaar. Als we een half uurtje buiten de poort wachten waar niemand ons ziet, vertrekt de baas terug naar de grote stad en kunnen we zonder zorgen binnen slapen. “De mensen uit de stad zijn bang van vreemdelingen, maar ik woon al jaren in het veld en ben nog een vrije man” zegt Ruben trots.
Een uurtje later drinken we maté met Ruben in het keukentje naast de boerderij. Door een hersenbloeding is hij verlamd aan de rechterzijde van zijn lichaam. Hij loopt rond als een dronkenman en lijkt bij elke stap zijn evenwicht te verliezen en onderuit te gaan. Als hij zit, ligt zijn rechterarm op zijn schoot, wat hem plots een uitstraling van een nette heer geeft. Zijn spraak is aangetast, maar hij praat heel de avond lustig door en geniet zichtbaar van ons gezelschap. Als hij even buiten rondloopt, horen we hem liedjes neuriën en luid tegen zijn honden praten over het bezoek. Zijn lichamelijk gebrek is overgestroomd naar zijn hart dat overloopt van goedheid.
De boerderij is zijn leven. Door zijn gebrek begeeft hij zich maar zelden buiten het hek. Omdat koken lastig is, brengt de buurvrouw, die vijfhonderd meter verder woont, dagelijks een warme lunch. Ooit had hij een auto, maar na zijn ongeluk verkocht hij die in ruil voor vier paarden en wat geld. Af en toe gaat hij met de fiets naar de bushalte, om te werken in een veemarkt. Daar verdient hij net genoeg extra geld om zijn peperdure sigaretten te betalen. Meer heeft Ruben niet nodig om gelukkig te zijn. Via WhatsApp staat hij in de verbinding met zijn familie, en bijna dagelijks krijgen we een spraakbericht met daarin luid geschreeuwd “Como andan? Todo bien? Donde estan?”. Het zorgt voor een grote glimlach op ons gezicht waarbij we terugdenken aan de warme nacht waarin Ruben ons stiekem liet slapen in het bed van de patron.