parallax background

De glimlach van de Andes

House in Santa Cruz in colonial style
De ziekentocht
mei 21, 2018
Fietsen langs ijsmuur
Pura bici
juni 3, 2018
 

Dinsdag 8 mei - Bermejo

 

We duiken de Andes in, al is duiken niet echt het juiste woord voor wat ons te wachten te staat. Santa Cruz ligt op 400 meter boven zeeniveau, Uyuni op 4.000 meter. We moeten twee keer de Mount Everest beklimmen om bij de grootste zoutvlakte ter wereld te raken. We kiezen voor de ‘oude route’ die langs kleine dorpen, slechte wegen en veel avontuur gaat. Geleidelijk stijgen we hoger in de Andes en verandert de tropische vochtigheid van Santa Cruz in ijle berglucht op grote hoogte. Ze zeggen dat iedereen zo vriendelijk is in de bergen dus wij gaan op zoek naar de glimlach van de Andes.

 

‘Wat is dit heerlijk’ zegt Zoë als ze poedelnaakt in de rivier zit en het zweet van zich afspoelt. De eerste dag was zweten en puffen vanuit Santa Cruz, maar ’s avonds trekt Zoë voor het eerst sinds lang een vestje aan als de avond valt. Een slaapzak hebben we nog niet nodig in de tent, maar we kunnen slapen zonder dat het een sauna is. Het regenseizoen is voorbij in Bolivia en dagelijks fietsen we onder een stralende hemel met een brandende zon op onze armen. Het regenwoud maakt plaats voor een droger landschap met veel cactussen en bruin gekleurde bergen. Na een paar dagen komen we aan in een klein dorpje, Mataral, waar we een rustdag houden. De mensen spreken geen Spaans met elkaar, maar Quechua. We verblijven in een klein kamertje van een familie die een restaurantje uitbaat. ‘Dinamarca’ roept de man trots als hij ons vlagje ziet. ‘België’ en we zeggen dat het dicht in de buurt ligt. Even later staat de familie rond onze opengevouwen wereldkaart. We leggen onze route uit, terwijl de familie nog steeds zoekt naar Bolivia op de kaart. ‘Wat is al dat blauw?’ vraagt de man. ‘Dat is de oceaan, papa!’ zegt zijn dochter snel. Het wereldbeeld is wat kleiner hier in de Andes.

 

De antibiotica en medicatie heeft een behoorlijk effect op Zoë haar lichaam (de ziekentocht). Op de onverharde wegen hobbelen we van links naar rechts, stenen en putten ontwijkend. Met buikkrampen en slappe benen ploegt Zoë zich een weg naar boven. In het losse zand is iedere trap dubbel zo zwaar en na iedere bocht stijgt de klim verder. Even uitrusten is geen optie want dan komen tientallen bijtvliegjes het bloed uit onze benen zuigen. Er zijn zandwegen, steenslagwegen, wegen met slecht asfalt, maar de ergste zijn de wegen waar ze aan het werken zijn. We komen nauwelijks vooruit en iedere vrachtwagen bedekt ons met een millimeter extra zand. De veertig kilometer die ze op dit stuk aan de route werken, zijn een marteling voor onze fietsen, maar vooral voor Zoë. ‘Ik weet nog steeds niet hoe ik dit heb gedaan vandaag’ puft Zoë achteraf. We wassen onszelf in een poeltje waar de koeien en varkens komen drinken. Vandaag is zelfs dit smerige beetje water een geschenk.

 

’s Ochtends vroeg wachten we tot de zon onze tent opdroogt. Er komt een oude man in voddenkleren met een grote lasso uit de bosjes gewandeld. Opgewekt komt hij naar onze tent gewandeld om een praatje te maken. Het is een echte campesino, een boer, maar hij heeft verrassend leuke vragen. ‘Zijn er in Nederland ook mensen met vieze kleren, zoals ik?’ vraagt hij, en ‘Kan iemand zoals ik, die niets weet, naar Nederland komen? En waar slaap ik dan, in de monte (de bush bush)’. Als we het over aardappelen en koeien hebben, kent hij de vaca holandesa, met grote uiers die veel melk geven. Hij kijkt Zoë even aan en zegt dan ‘Ik dacht dat alle vrouwen in Nederland ook grote uiers zouden hebben, net zoals de koe’. Hij lacht zijn schaarse tanden bloot en bedankt ons voor het fijne gesprek, waarna hij de monte intrekt, op zoek naar zijn geiten.

 

Op weg naar Sucre passeren we het ene kleine dorpje na het andere. Kleine, magere mannetjes schrikken verbaasd op als we dag zeggen vanop de fiets. Er verschijnt een grote glimlach op hun gezicht en enthousiast begroeten ze ons terug. Kinderen roepen ‘Gringos, gringos’ als we voorbij fietsen. In een van de kleine dorpjes zoeken we iemand die een eitje kan bakken voor op onze broodjes. Het brood in Bolivia is droge kost en de witte, zoute kaas komt onze oren uit. Een jongedame loopt met Olivier mee want de oude vrouw spreekt alleen Quechua. ‘Even kijken hoeveel eieren ik heb’ zegt de oude vrouw en ze loopt naar de kippen. ‘Twee maar’ zegt ze, zelf licht teleurgesteld in haar kippen. In een klein keukentje, met muren gemaakt van zand en klei, bakt ze de twee eitjes voor ons. Als Olivier terugkomt, zit Zoë met een bord soep op haar schoot, gekregen van de buurvrouw die wist dat er nog heel wat te klimmen is. Een brede glimlach staat op haar gezicht, een glimlach van de Andes.

 

6 Comments

  1. lieve schreef:

    een glimlach die hier overgenomen wordt!!!

    knuffels

    Lieve

  2. Mia schreef:

    Allez …fijn om te zien dat de wereldreis verder gaat, met ne glimlach nog wel. Jullie zijn ongelooflijk !!

  3. Patrick Sytsema schreef:

    Wat een groot feest dit alles te lezen, Zoë! We kennen elkaar een beetje van het OLV, maar vind het waanzinnig inspirerend wat jullie doen! Ik lees mee!

    • WeLeaf schreef:

      Ha Patrick! Wat leuk van jou een reactie te krijgen! Natuurlijk weet ik wie je bent 😀 Leuk dat je meeleest en dat we je een beetje inspireren 🙂 Hopelijk ook alles goed met jou! Groetjes! Zoë

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *