We steken op exact dezelfde plaats als anderhalf jaar geleden de grens over. Deze keer staan er geen grote zandzakken, maar wel een politieauto met twee agenten. We staan voor het bord Danmark en willen dezelfde foto maken als op de skates. De politie-agent is intussen uitgestapt en controleert het paspoort van een vrouw die met de auto de grens over wil. Wij willen ons paspoort al pakken als hij vraagt: 'Zal ik een foto van jullie maken?'
'Puntje gescoord door Scandinavië,' zegt Zoë alvast.
Denemarken scoort nog meer punten. Voor ons hangt een helderblauwe hemel terwijl we een uur geleden nog door een hevige sneeuwbui fietsten in Duitsland. Welkom in Scandinavië lijken de weergoden ons te vertellen.
's Middags genieten we een paar uur van de eerste zon in heel veel dagen. Terwijl we lunchen bij een kerkje laten we onze slaapzakken drogen, laden de zonnelader op en zuigen zelf een hele berg energie op. Daarna fietsen we verder en maken de eerste meters in Denemarken. Het voelt vertrouwd en deze keer kunnen we de namen op de plaatsnaamborden wel uitspreken. Het enige verschil zijn de graanvelden die nu kort gemaaid zijn waardoor het landschap wat treuriger lijkt. Op een van de kleine landwegen wandelt een vrouw onze kant uit. Ze zegt vriendelijk dag en stelt snel een tweede vraag voordat we verder fietsen. De laatste keer dat ze hier twee reisfietsers zag, was drie jaar geleden. Ze vraagt of wij dat toevallig waren. We vertellen dat we op weg zijn naar Noorwegen en Zweden om een huis en werk te zoeken.
'Waarom niet in Denemarken?' vraagt ze verbaasd.
We moeten er even om lachen, maar Denemarken is nooit een optie geweest voor ons. Dan kunnen we beter in Nederland wonen.
Denemarken is een ideaal land om met de fiets te reizen. Er zijn honderden plekken waar je mag kamperen en heel vaak staat er een houten hutje. Al deze plekken staan in een handige app, Shelter, vaak met foto's en een hele beschrijving. De eerste nacht in Denemarken komen we bij een mooie shelter aan. Terwijl Zoë alvast de slaapmatjes opblaast en de slaapzakken uitrolt, wandelt Olivier naar de boerderij aan de overkant om water te vragen. In de winter zijn de drinkwaterkraantjes afgesloten op de kampeerplaats. Stine doet de deur open en laat Olivier snel binnen. De temperatuur is buiten al onder nul. Haar man hoort dat we in de shelter slapen en zegt pardoes 'Nee, dat kan niet! Het is veel te koud buiten. Wij hebben heel veel kamers hier, jullie slapen binnen.'
Stine heeft intussen de waterflessen gevuld en een oude bak ijs gevuld met warme soep. 'Eet eerst rustig de soep en dan kunnen jullie hierheen komen, douchen en in een bed slapen.'
Zoë kijkt verbaasd naar Olivier als ze de bak soep ziet en hij het verhaal vertelt. Eigenlijk zijn we moe en hebben behoefte om op tijd te slapen, maar een van onze huisregels is om nooit de vriendelijkheid van een uitnodiging af te slaan. We eten de soep op, pakken alles terug in en wandelen naar het huis.
Het mooie weer van gisterenmiddag was slecht een adempauze van de weergoden. Als we vertrekken bij Stine is de hemel weer grijs en dreigend. Tijdens de lunch verschuilen we ons achter een kerk, maar ook daar vindt de wind zijn weg. Na een half uur hebben we het ijskoud zodat we bijna heel de middag met onze donsjas aan fietsen om op te warmen. We komen aan bij een mooie shelter, maar zien binnenin staat een grote tas met slaapzakken en er ligt een briefje waarop staat dat de shelter gereserveerd is. Vermoeid fietsen we verder en zoeken een plek in het bos om de tent op te zetten. Eenmaal in onze slaapzak genieten we van het mooie uitzicht en spelen een potje schaken in de tent. Zoë wint, Olivier blijft achter met bevroren voeten omdat hij intussen het eten klaarmaakte en half uit de tent zat.
We hebben ons mentaal voorbereid op regen, wind en koude. Al een maand lang houden we ons taai en vinden iedere keer weer de positieve energie. Toch begint het slechte weer door te wegen. In Thy National Park fietsen we voor de zoveelste keer een volledige dag in de regen. We hebben volle tegenwind en de regen blaast bijna horizontaal op ons af. Geleidelijk voelen we de waterdruppels langs onze mouwen en enkels naar binnen kruipen. Zoë haar gezicht spreekt boekdelen. Het landschap is prachtig, maar het kan ons nu niets schelen. We willen zo snel mogelijk in de shelter aankomen, dromen van droge kleren en de warme slaapzak. Doorweekt komen we aan, bibberend van de kou, mentaal even gekraakt. We trekken droge kleren aan, kruipen in onze slaapzak, eten chocolade en vergeten al snel de ellende van vandaag. De regen en de koude drijft ons tot het uiterste. We moeten ongelofelijk doorbijten. Als dit een vakantie zou zijn, waren we mogelijk al lang gestopt. Wie fietst er nu een maand aan de stuk door de regen? Soms vragen we ons wel af waarom we niet rechtstreeks met de trein en ferry naar Noorwegen zijn gegaan. We zijn nog twee dagen fietsen verwijderd van de ferry naar Noorwegen. Daar wacht ons sneeuw en misschien wel zon, dat hopen we toch want anders...