Ausfahrt, Vorsicht Schüler, Lebensmitteln en veel meer Duitse woorden staan op alle verkeersborden en rekken in de winkels. Overal lopen grote, blonde mensen met blauwe ogen die Duits met elkaar praten. Het lijkt wel alsof Filadelfia een hotspot is voor toeristen, maar deze Duitstalige mensen wonen hier, sterker nog, ze zijn de reden dat Filadelfia bestaat. Het zijn Mennonieten, in Nederland doopsgezinden genoemd, die in 1930 wegvluchten uit de oude Sovjetunie omdat het communisme de eigenheid van de Mennonieten niet langer accepteerde. De Paraguayaanse regering zocht groepen die de helse Chaco wilde bevolken om zo de regio beter te beschermen tegen een mogelijke inval van Bolivia. In 1927 kwamen de eerste Mennonieten en stichten Loma Plata. In 1930 volgden de Mennonieten gemeenschap die Filadelfia stichtten. Er was totaal niets toen de eerste families arriveerden. Van een Transchaco was geen sprake. Vanuit Asuncion duurde de reis meer dan een week, over water, met de trein en het laatste deel met de kar en wagen. In een korte tijd hebben de Mennonieten een hele kolonie opgebouwd en een grote corporatie is het kloppend hart van Filadelfia.
Sinds het ontstaan van de Mennonieten spreken ze hun eigen dialect, het Platdeutsch, een mengeling tussen Fries en Duits. Tot een aantal jaar geleden waren alle scholen in Filadelfia in het Duits en werd er zelfs geen Spaans gedoceerd op school. Veel van de oude inwoners spreken gebrekkig Spaans en waren verbaasd toen de eerste Spaanstalige Paraguayanen in de supermarkten geen Duits aan de kassa spraken. Tegenwoordig zijn de scholen wel in het Spaans en wordt er Duits gedoceerd. Een aantal Mennonieten gemeenschappen leven nog heel erg traditioneel en zweren alle technologie af, vergelijkbaar met de Amish in de Verenigde Staten. In Filadelfia omarmen ze de vooruitgang en ze hebben hier hun welvaart aan te danken.
Na vijf dagen afzien in de hitte en tussen de muggen is Filadelfia een aangename tussenstop. Vanaf hier begint de droge Chaco, waar de temperaturen nog hoger oplopen, drinkwater schaars is en het vol zit met gevaarlijke wilde dieren. Mensen proberen ons te overtuigen om te liften tot aan de Boliviaanse grens, maar iedere keer als iemand ‘puma’ zegt, weten we waarom we de Transchaco fietsen. Eigenlijk zijn er weinig leuke elementen aan het fietsen door de groene hel. Het is biljartvlak, kaarsrechte wegen, permanent een lichte tegenwind, bloedheet en redelijk wat vrachtwagens op de weg. We zouden even goed de Vierdaagse van Nijmegen of de Sahel marathon kunnen lopen als we een mentale en fysieke uitdaging willen. Wie een puma wil zien, moet de lijdensweg tot het einde volgen, blijven we onszelf aanpraten.
Het volgende dorp bepaalt iedere keer onze dagafstand want daar kunnen we water vinden en een overnachting met airconditioning of een ventilator. We verlaten Filadelfia over een stoffige zandweg en komen uiteindelijk in een klein dorpje waar we een smerige kamer vinden. We zitten er even doorheen en twijfelen over de volgende dagen. '130 kilometer is teveel door deze hitte' zegt Zoë. 'Dan moeten we een stuk liften' stelt Olivier voor, al willen we dat helemaal niet. We willen dingen afmaken en niet opgeven. Er is niemand anders om ruzie mee te maken dus we worden boos op elkaar. De groene hel stelt ons mentaal sterk op de proef. ’s Avonds begint het te regenen en veranderen de stoffige straten in een modderpoel. We zien de bui al hangen en vrezen dat we morgen het huis niet uitraken zonder door de modder te ploeteren. ’s Ochtends staan we met verbazing naast onze fiets. Zoë heeft zowaar haar jasje aan en bibbert nog steeds een beetje van de kou. De zon is nergens te bespeuren en de wind komt uit de andere kant. Plots is het twintig graden koeler en we zien de huisbaas in een dikke trui rillend de deur uitkomen. ‘Heerlijk!’ roept Olivier. We hebben één vijand minder vandaag, al is die vervangen door een andere. Van de 130 kilometer naar het volgende dorp is ongeveer dertig kilometer onverhard. Met de regen van afgelopen nacht zullen die zandstroken er niet zo mooi bijliggen. Als we het dorp verlaten, staat er een reeks vrachtwagens die niet kunnen rijden door de modder. Twee tot drie dagen moeten ze wachten tot het water is gezakt. Ze verzekeren ons dat we met de fiets geen probleem zullen hebben, maar of dat advies van een vrachtwagenchauffeur over fietsen in de modder betrouwbaar is, betwijfelen we. We wagen onze kans en zijn helemaal alleen op de weg. De stroken asfalt liggen er fantastisch bij, terwijl de modderstroken inderdaad goed te fietsen zijn. De weg gaat 130 kilometer lang rechtdoor en op het asfalt doen we spelletjes om de zitpijn te vergeten. We proberen zolang mogelijk met onze ogen dicht te fietsen en maken dierenkettingen, waarbij zelfs zelf bedachte dieren als de tuinslang en xylofoonparkiet meetellen. We hebben meer nodig dan dat om ons erdoor te vechten.
‘Je moet die puma echt willen zien’ zegt Olivier ’s ochtends ‘dan komt hij’. Al een week lang ziet Zoë in haar gedachten een puma de weg oversteken. Op automatische piloot trappen we door, met onze ogen eeuwig lang op het wegdek gericht. Plots schudt ons hoofd wakker uit zijn houding en zitten er rechtop op onze fiets. Recht voor ons schiet iets de weg over. Het is geen koe, een geit of een hond. Een grote, bruinkleurige kat steekt rustig de weg over. Zelfs vanop een afstand ziet het er reusachtig uit. ‘Daar bij die boom verdween hij in de struiken’ zegt Olivier. ‘We kunnen hier toch niet blijven wachten, het is een puma’ zegt Zoë vol adrenaline. ‘Ja, maar, een puma!’ twijfelt Olivier nog even en hij fietst snel verder. Wilder dan dit kan een wilde kat niet zijn. Het is geen safaripark, geen gidsen, walkietalkies en rangers, maar de echte natuur. Twintig kilometer lang vergeten we alle pijntjes en fietsen we met een grote glimlach verder. ‘Wat een opoffering om een puma te zien’ zegt Olivier. ‘Zo hebben we de Chaco toch niet voor niets gefietst’ lacht Zoë.
We kunnen ’s avonds zonder problemen in de tent slapen en er zijn minder muggen door het afgekoelde weer. Om zeven uur ploffen we uitgeteld op onze slaapmatjes. Vandaag was onze langste fietsdag ooit en dat voelen we. Onze rust hebben we nodig want de komende twee dagen wacht er nog twee keer 120 kilometer. Na al de verhalen over puma's, slangen en grote kuddes wilde zwijnen slapen we liever niet halverwege in de natuur. Er zit dus niets anders op dan de 120 kilometer in een dag te fietsen. Op dit laatste deel is er nauwelijks verkeer, en de zeldzame vrachtwagen zien we al vanop een paar kilometer aankomen. We vragen ons soms af wat die vrachtwagenchauffeurs over ons denken. En dat vragen we onszelf ook af. ‘Wat doen we nu eigenlijk?!' De Chaco was een zware mentale en fysieke uitdaging, maar dankzij de puma was de lijdensweg al de inspanning waard. Afgerond, afgemaakt, klaar. Een nieuwe finish is behaald. Na een nachtje bij de douane fietsen we onder de toegangspoort van Bolivia. Onbekend Paraguay was de omweg waard!
6 Comments
voilà, bijgelezen. Heerlijk om achteraf te doen, wetende dat alles weer in orde is 🙂
haha, anders konden de verhalen niet verteld worden 😉 fijn he!
Heb weer meegeleefd en genoten van jullie schrijfsel, t ‘ is moeilijk om met woorden uit te drukken wat ik voel tijdens het lezen. Mijn bewondering voor jullie moed en doorzettings vermogen is zo groot als ” van hier naar de maan en terug “
Haha Dankje mia voor je compassie! We zijn heel blij dat je altijd met ons mee leest en ons zo leuk,mooi en lief schrijft! Daar hebben wij dan weer geen woorden voor …..:) dikke knuffels!
Petje af voor jullie! En wat zullen jullie trots zijn op jullie zelf, en terecht!
Dankjewel Gert! Het was zeker een overwinning voor ons en we zijn trots dat we het gedaan hebben, al zullen we het niet snel opnieuw doen. Dat laten we over aan andere enthousiaste fietsers 😉