Mijn reiservaring is groter en breder dan ik zelf kan geloven. Ik zeilde drie maanden over de Atlantische Oceaan, skiede twee maanden door de arctische kou van Canada en vertrok zonder ervaring op skates naar Scandinavië. Al vier jaar reis ik samen met Olivier op eigen kracht de wereld over. In 2016 begonnen we totaal onervaren op de fiets en nu hebben we 40.000 kilometer af gelegd op onze eigen spieren en de kracht van de wind. Toch ben ik geen doorwinterde stoere chick. Ik ben bang om alleen op avontuur te gaan. Alleen zijn, verdwalen en slapen in een donker bos. Doodeng. Ik weet als geen ander dat mijn angsten nergens voor nodig zijn. Ik besluit om alleen op avontuur te gaan in Nederland.
Ik zet mijn tentje op een natuurkampeerterrein. Uiteindelijk wil ik ook wildkamperen, maar ik moet even opwarmen. Ik weet na vier jaar hoe ik de tent opzet en mijn potje moet koken, daar maak ik me niet druk over. Ook het alleen slapen vind ik vanavond niet spannend, er slapen genoeg andere mensen op de camping. Ik acht mijzelf wel klunzig genoeg om te vergeten eten te kopen, mijn water bij te vullen of de zonnelader in de zon te hangen. Dat zijn van die routines waar Olivier gewoon wat eerder aan denkt. Ik beeld mij een rustige avond in, met genoeg ruimte om de volgende dag uit te stippelen. Net als ik in de tent wil kruipen, zie ik dat de hele tent onder de witte luizen zit. Ik had de tent romantisch onder een bloeiende appelboom gezet, maar had in mijn reizen nog niet eerder geleerd dat dit geen handige plek is. Ik verzet de tent en val uiteindelijk pas om elf uur in slaap. Met Olivier liggen we meestal om acht uur in de tent om rustig een boekje te lezen. Ik klop de gedachte weg met de herinnering dat ik niemand iets te verantwoorden heb.
De volgende ochtend word ik op nieuw verrast. Op mijn tent krioelt het van de mieren die zich verzotten op de luizen die ik er niet allemaal had afgekregen. Het is een mierensnelweg van drie banen breed. Met een paar klappen op de tent ben ik ze gelukkig kwijt. Ik pak mijn tas om in te pakken, maar laat hem met een schok weer los. Onder de rits zit een familie oorwormen genesteld. 'Gatverdamme!' roep ik geïrriteerd. Ik haal mijn tas van onder tot boven leeg om zeker te zijn dat ik iedere oorworm heb gevonden. Ik voel me onhandig en gehaast. Alsof ik te laat ben en de lesstof niet goed beheers. Het gehaaste gevoel maakt me onrustig en zelfs wat ongelukkig. Waarom wilde ik dit nu weer alleen?
Ik begin mijn wandeldag en weet wat me te wachten staat. Ik wil ongeveer dertig kilometer wandelen. Net voor de middag passeer ik een dorp waar ik lunch en avondeten kan kopen. Vanavond wil ik wildkamperen in de weilanden. Negen van de tien nachten tijdens onze wereldreis hadden we geen idee waar we 's avonds terecht zouden komen. We wildkamperen of vragen een plekje op het veld bij de boer of in de tuin bij mensen. Het brengt geweldig avontuur, maar nu ik het alleen doe, vind ik het ineens spannend. Ik vind een plekje naast een bankje. Het bankje staat aan een fietspad dat een riviertje door de weilanden volgt. Het is overal begroeid met hoog riet. De enigen mensen die mij zien zijn de fietsers, maar ik zal mijn tent pas opzetten rond half tien, vlak voor het slapen gaan. Het waait hard en er wordt storm verwacht. Tot die tijd spreid ik het picknickdoek en kook mijn potje. Zodra ik de brander heb uitgestald en alle groenten al zijn gesneden, begeeft mijn aansteker het. Zonder vuur geen eten. Gelukkig heb ik mijn vuurstaafje bij me, een metalen staaf die met wrijving van een ander metalen voorwerp vonken afgeeft. De vonken zijn niet genoeg om een vlam te krijgen. Een uur lang zit ik gebogen over de brander om met alle macht van de vonk een vlam te maken, die vervolgens weer wordt uitgeblazen door de harde wind. Als het eindelijk lukt, is de euforie groot. Dat heb ik zelf gedaan.
De storm trekt aan. Midden in de nacht schiet ik wakker als de wind aan alle kanten aan mijn tentje trekt en de donder in de hemel slaat. De regen ketst zo hart op het zeil dat ik soms denk dat de druppels er gaten in zullen slaan. Met mijn benen en armen wijd lig ik op de grond om iedere hoek vast te houden. Als ik de volgende morgen wakker wordt, hoor ik dat de storm in Leersum, slechts vijfentwintig kilometer verder enkele woningen onbewoonbaar heeft gemaakt en een heel bos heeft platgelegd.
Het ongemak blijft in mijn lijf zitten. Ik ben nog geen moment compleet relaxed geweest, maar toch heb ik mijn grenzen al verlegd. Ik heb een nacht alleen in het wild in de tent geslapen en al twee hele dagen gewandeld zonder mij een moment verdwaald te voelen. Ik besluit om de lat nog een graadje hoger te leggen. Ik eindig de dag in het bos. Mijn grootste angst. Zodra het bos donker wordt, komt mijn verbeelding tot leven. Ieder blaadje en zuchtje wind laat me schrikken. Ik vind een plekje ver genoeg van de wandelpaden. Ik zie hen wel, maar zij mij niet. Om mij heen groeien overal bosbessen. Ik ga zitten en neem een hap lucht om mijzelf tot rust te brengen. Rustig neem ik de omgeving in mij op, als mijn beeld blijft hangen bij iets dat op een grote hoorn lijkt. Ik sta op en ga dichterbij kijken. Al snel zie ik dat het een dood rund is. Heb ik weer, denk ik. Ik pak mijn spullen en zoek een nieuwe plek.
Met mijn nieuwe aansteker wil ik de brander aansteken om te koken als ik zie dat de bomen hard beginnen te waaien. Ik twijfel nog een seconde, maar had het meteen kunnen weten. Een harde knetter kondigt de onweersbui aan. Vliegensvlug raap ik al mijn spullen bij elkaar en schuif ze onder mijn regencape. Ik word overspoeld door onrust. Op dat moment wil ik niets liever dan opgeven, maar ik blijf zitten. Ik weet, dat ik hier ongelofelijk veel van kan genieten. Samen met Olivier doe ik niets anders, nu lukt het niet.
Mijn ogen schieten open als ik het geritsel en gestamp van kleine hoefjes hoor. De naderende stappen worden gevold door een knor en een snuif. Het is pikdonker en alles gaat op gehoor en op de tast. Razendsnel zoekt mijn hand naar de zaklamp die ik al had klaar gelegd. Het gaat allemaal heel snel en uit reflex laat ik een soort scherpe gil ontsnappen. Ik hoor de beesten wegstuiven. Het is twee uur 's nachts. Ik bel Olivier en vertel in tranen aan hem dat ik nu zijn gezelschap nodig heb.
Ik probeer mijzelf te kalmeren, maar mijn hele lichaam voelt zwaar van de spanning. Op dat moment kan ik niet meer voorstellen dat ik ooit nog alleen in het bos kampeer. Ik blijf wakker tot de ochtendschemer en pak om vier uur mijn spullen. Het daglicht laat de angst van de nacht snel achter zich.
Een gloedrode zonsopkomst komt me tegemoet. Met een grote glimlach betreed ik de Veluwse landschappen. Prachtige zonnestralen spieken door de bomen, een hertje graast op de heide, een slingerpaadje wijst mij de weg. Om acht uur sta ik als eerste bij de poort van het Nationaal Park. Al snel zie ik een klein pyjamajasje uit de bosje komen. Pyjamaatjes zijn de bijnaam voor kleine zwijntjes omwille van hun gestreepte vacht. Een kwartier lang kan ik het zwijntje en zijn familie ongestoord bekijken. Vader en moeder zien mij niet en woelen het hele bos om. Ik denk terug aan de nacht en lach mezelf een beetje uit. Ik realiseer me dat het alleen zijn me eigenlijk heel goed af gaat. Het zijn meer de momenten dat het spannend wordt dat ik mij ongemakkelijk voel en grote nood heb aan Olivier. Ik wandel verder en besluit die avond rustig op de camping te slapen. Even geen onverwachte bezoeken en spanningen.
Mijn tent staat en samen met een andere gast trek ik er op uit, op zoek naar edelherten. Vlak voor de avond valt, hebben we een gelukstreffer. Op een veld grazen twintig mannelijke edelherten en zwijnen. Vanaf dat moment houdt het geluk niet meer op. Als ik terugkom, staat er een bakje aardbijen bij mijn tent. Al snel hoor ik dat de campingbeheerder op Midzomernacht al de campinggasten een bakje aardbijen brengt. De man betaalt zestig bakjes aardbijen uit eigen zak om een glimlach op het gezicht van zijn gasten te geven. Dat heeft hij bij mij gedaan, veel meer dan de man zich kan voorstellen. Hij heeft het tij gekeerd. Vanaf nu zit mijn dag niet meer gevuld met ongelukjes maar met gelukjes. Of mijn avontuur alleen door Nederland mij bevalt? Ik moest even op gang komen, maar geloof dat de wilde avonturen van Zoe wel los lopen.
8 Comments
Dicht bij huis en ook hier weer een mooi avontuur. Leuk om te lezen.
Dankjewel Theo! Inderdaad zeker zo leuk om in Nederland op pad te gaan 🙂
Topper!
:))))
Oh, heerlijk om te lezen. Geen stoere verhalen, maar vechten tegen de spanning en de fantasierijke producten van het brein en uiteindelijk winnen. Wat een doorzetter ben je. Bikkel!
He Marieke!!
Dankjewel voor de leuke reactie! Niet makkelijk om zoveel fantasie te hebben :p. En zo moeilijk om uit te leggen dat het niet het donker, enge mannen of wilde dieren zijn, maar wel het idee dat ik ze niet kan zien en daardoor iets ga inbeelden 🙂
We hebben heel wat gekampeerd, maar altijd op een camping. Behalve op dat veldje bij een begraafplaats in Frankrijk waarover ik ook las in het verhaal van Olivier met zijn vader en broers. Helaas ben ik nogal bang uitgevallen, terwijl ik nooit in mijn eentje heb gekampeerd. Daarom vind ik het dubbel dapper wat jij deed! Je hebt het toch maar ‘even’ gedaan!
Hoi Thea!
Dankjewel voor je reactie! Het heeft mij ook bijna vijf jaar en heel veel kampeerervaring voordat ik het echt durfde. Ik ben superblij dat ik het gedaan heb en ‘bewezen’ heb aan mezelf dat ik het kan. Maar ik heb ook geleerd dat ik het veek leuker vind om samen met Olivier te kamperen 🙂
Groetjes,
Zoë