Het minibusje stopt in Borjomi. We zaten als enige in de bus, geen andere mensen, geen toeristen. Dat bevalt ons wel. Borjomi is best een aangename stad. Ooit was het een gerenomeerd vakantieoord voor de Russische tsarenfamilies en later de Sovjet elite. Uit de bodem borrelt op verschillende plaatsen in de stad koolzuurhoudend water naar boven. De helende werking, zo geloofde men toch, was de reden dat Borjomi zo bekend en toeristisch werd. Bij een van de bronnen proeven we van het water, maar eerlijk gezegd smaakt het als een fles Spa rood die al een paar dagen zonder dop op tafel staat. Ach, Wij komen niet voor de stad en het helende water, maar wel om paarden te vinden.
In het informatiecentrum van het nationale park, waar ze zogezegd paardrijtochten aanbieden kijkt de medewerker ons verbaasd aan als we onze specifieke vraag stellen. Deze vraag heeft hij nog niet eerder gekregen, maar hij neemt onmiddellijk zijn telefoon en begint te bellen. Op het blad papier voor hem staat: 3 paarden, 2 weken, 1.700 lari. Na de eerste twee belletjes schudt hij nee.
‘Ze vinden het te spannend om hun paarden zomaar twee weken mee te geven,’ zegt hij. ‘Ze denken dat paarden dat niet aankunnen’ is het antwoord na het volgende belletje.
We begrijpen de bezorgdheid. Een paar belletjes later heeft hij iemand gevonden die misschien geïnteresseerd is, maar ze vragen 2.500 lari. Dat is nog steeds binnen ons budget, en goedkoper dan 2 paarden in het noorden van Georgië. We hebben geen behoefte om af te dingen en zeggen dat we akkoord zijn. Op het papier schrijft hij de naam van de eigenaar en het dorp waar we heen moeten.
‘Jullie nemen morgen de bus daarheen en hij pikt jullie op,’ zegt Georgi. Een kwart van de Georgiërs heet overigens Georgi. Dit voelt goed, het voelt “ons”. We hebben geen idee waar we morgen heen gaan, of er morgen iemand staat voor ons en of we werkelijk zijn paarden mogen lenen, maar we weten dat dit gaat zoals we willen dat het gaat. “We laten het gebeuren”.
Onze bus komt aan in het dorp. Het miezert, de straten zijn modderig en het dorp oogt grauw en verlaten. We zijn in Bakuriani, een wintersportoord. Er is nog niemand in het busstation. We gaan geduldig op de bankjes zitten die wat schroeven missen. De dame die de tickets verkoopt ligt met haar hoofd op haar armen in een diepe slaap. De buschauffeur die ons zojuist heeft afgezet doet zijn armen vragend in de lucht. Waar moeten deze twee toeristen heen vraagt hij zich duidelijk af. We proberen hem uit te leggen dat we opgehaald worden. En inderdaad, een half uur later stopt een kleine auto voor het busstation. Het stuur van de auto zit aan de rechterkant, net zoals bij veel auto’s in Georgië. Ons contactpersoon heet Kote, maar de twee mannen stellen zich voor als Cacha en Reso, een broer en een vriend. We stappen in, nemen onze telefoon erbij met Google Translate, en dan begint er een dag zoals we er vele gehad hebben tijdens onze wereldreis. Een dag met ‘laat het maar gebeuren.’ Die les leerden we toen we zochten naar een zeilboot in Gran Canaria. Lina en Jean Marie namen ons toen regelmatig mee naar willekeurige plekken. We stapten altijd in de auto zonder te weten waar we heen gingen. We eindigden soms in een dorpje, soms bij de lokale radio, bij vrienden of in het winkelcentrum. Als we ons lieten meeslepen, en vooral geen zorgen maakten, kwam het altijd goed.
Wij rijden door het dorp met de maximumsnelheid van 5 kilometer per uur. Er zitten zo’n grote gaten in de weg dat sneller rijden gewoonweg niet kan. Net buiten het dorp stoppen we en wijst Cacha naar het veld aan de rechterkant. ‘Zorro,’ zegt hij wijzend naar het zwarte paard. Dan wijst hij naar links naar een bruin paard. ‘Tornado’. We stappen even uit, zeggen dag tegen de paarden en rijden we verder. Zijn dit twee van de paarden die we meenemen op avontuur, vragen we ons af?
We rijden verder naar een nog kleiner dorpje met nog slechtere wegen. We stoppen bij een huis, lopen door het veld naar een wit paard dat Tetra heet. Hup, weer de auto in, weer honderd meter verder en weer stoppen we. Deze keer staan we voor een groot, vervallen huis. ‘Reso home,’ zegt Cacha. De tweede verdieping heeft een grote veranda waar het vol ligt met paardenzadels, halsters, tassen en poncho’s. We leren dat Reso een bedrijfje heeft dat paardentochten organiseert. Op een tuinstoel zet Reso wat worst en gerookte kaas neer. Uit een plastic fles schenkt hij een paar glazen vol. Het is wijn, die zo leren we in Georgië, meestal in plastic flessen zit en verschillende kleuren heeft. Cacha loopt naar de auto en komt terug met een fles plastic met een ander drankje. Aan zijn gebaren te zien, is dit spul heel wat sterker dan de wijn.
We have to catch horses, do you want to join? lezen we op Google Translate. We hadden toch al drie paarden gevonden, denken we, maar we gaan mee. We rijden terug naar het dorp, over dezelfde barslechte wegen. Reso en Cacha rijden het hele dorp door en speuren overal rond. We rijden door naar een ander dorp, door de bossen en velden, op zoek naar paarden. We zien heel wat paarden, maar niet de juiste. Bijna alle paarden lopen vrij rond en we kunnen niet begrijpen hoe je hier in hemelsnaam je paard kan terugvinden. Plots stappen we uit en Reso wijst naar een zwart paard. Het duurt ruim een uur voordat Reso en Cacha drie paarden hebben gevangen. Ze zetten de paarden vast met een lang koord en een stalen pin in de grond. Welke nu onze paarden zijn, weten we nog steeds niet helemaal.
Terug in de auto rijden we weer een andere richting uit. We stoppen bij een klein gebouw en stappen uit. Het is een winkeltje zoals we er de komende weken nog veel zullen zien. Reso koopt worst, brood en iets uit de koelkast. Cacha vraagt of Olivier bier wil. We hebben geen idee wat het plan is en kopen wat gebakjes om iets terug te kunnen geven. We rekenen af bij de oude man die nog met een telraam de prijs uitrekent. Hij laat Olivier het telraam met de prijs zien, maar typt daarna het getal op de rekenmachine als hij ziet dat we het telraam niet begrijpen.
Het biertje gaat open in de auto. Met biertje en stuk gebak op de achterbank rijden we weer verder, weer een andere richting uit. We stoppen bij een kerkhof, stappen uit en gaan op een bankje zitten. Het is vier uur ‘s middags en blijkbaar tijd voor een late lunch. Reso neemt de zak met eten mee en snijdt de worst in stukken. Hij mengt ketchup en mayonaise op de broodzak en doopt er een stuk worst in. Er stopt een andere auto en vier jongeren stappen uit. Ze schuiven aan. Cacha loopt snel terug naar de auto om zijn fles sterke drank te halen. Reso snijdt van een fantaflesje de boven- en onderkant om er twee borrelglaasjes uit te vormen. Voordat ze een schotje nemen, moeten ze eerst woorden van dankbaarheid uitspreken. Zo brengen ze eerst een ode aan een hele reeks dingen, gooien een beetje drank op de grond om de doden te eren en kappen dan het schotje achterover om het snel door te spoelen met wat cola of fanta. Een van de jongeren spreekt een beetje Engels en we leren dat Reso morgen een paardentocht heeft met 13 mensen uit Polen. De paarden die we nu zoeken, zijn voor zijn tocht. We leren ook dat we morgen het eerste deel samen rijden met de groep en dat ze ons halverwege de dag, de weg zullen wijzen naar Vardzia. Prima, onze controleknopjes staan uit, we laten het gebeuren.
‘s Avonds rijden we terug naar het dorp van Cacha en Reso. We rijden langs Zorro en Tornado en stoppen. Cacha probeert ons iets uit te leggen met touwen, het autoraam en de paarden. Uiteindelijk wordt het duidelijk. We nemen de paarden mee naar huis, al rijdend met de auto. Olivier krijgt Tornado zijn lijn in zijn hand geduwd terwijl hij vanuit het open raam aan de passagierszijde de lijn vasthoudt. Cacha heeft Zorro aan de lijn. In draf volgen de paarden aan weerszijde van de auto, vijf kilometer tot het dorpje. We stoppen nu alleen bij een ander huis. Buiten zien we een oude man met een hoedje voor de stal. Een paar kleine kinderen drijven de koeien naar binnen. De oudste van de kinderen neemt ons mee naar binnen. “Come come,” zegt hij trots in het Engels. De stal is klein met plaats voor maximaal 15 koeien. Het is er schoon en warm. Oma en een vrouw zitten op een krukje en melken de koeien met de hand. Net naast de deur zit een kat met twee kittens op een lege schaal, te wachten op een beetje verse melk. Zoë vraagt meteen of ze mag helpen. Ze krijgt een houten krukje en een koe toegewezen. In vergelijking met de grote stralen waarmee oma de emmer vult, komen er bij Zoë twee mini straaltjes uit de uiers. Opa kijkt plezierig toe en lijkt oma te zeggen dat Zoë dit duidelijk niet kan. Waarop oma iets zegt als “ze doet het ook niet iedere dag”. Ach, wat ze ook zeggen. Wat een heerlijk gevoel om met het hoofd tegen de warme buik te leunen en ritmisch de warme melk in de emmer te schieten. Het is een mooie verbonden manier. De koeien lijken het goed te hebben hier.
Het hele huis is gevuld met mensen. Opa en oma, vier kinderen met hun vrouw en bijhorende kleinkinderen. We moeten aan tafel gaan zitten die vol staat met wel tien verschillende gerechten. We krijgen aangewezen dat we moeten eten en alles proberen terwijl de hele familie rond ons zit. Ze kijken tevreden iedere keer als we weer bijscheppen, en wijzen duidelijk aan wat we als volgende moeten nemen. Een van de kinderen spreekt Engels wat de conversatie een hel stuk makkelijker maakt. Maar als we te veel praten, krijgen we onmiddellijk te horen dat we meer moeten eten. Tijdens het eten vraagt Opa naar onze route en onze paardrijervaring. Tetra is zijn paard en hij vindt het toch spannend om dat met ons mee te geven.
De volgende ochtend regent het pijpenstelen. Opa haalt Tetra uit de wei en bindt hem vast aan een van de palen van de stal. Kote, het contactpersoon bleek dan toch een broer te zijn van de mannen die ons ophaalden, en Roman bekijken de hoefijzers van Tetra. Met een tang, een hamer en een paar nieuwe spijkers zetten ze de vier hoefijzers terug goed vast. Tetra blijft uiterst rustig. Opa zadelt Tetra op en wijst dan naar Zoë. Gezwind zwaait Zoë haar been over de rug van Tetra, geeft een klein tikje met haar voet en wandelt de oprit af.
‘Good!’ roept Opa met een grote glimlach. De helft van zijn ongerustheid is onmiddellijk verdwenen.
Daarna zadelen we Zorro op en pakken de bagage op Tornado. We zijn net op tijd klaar om aan te sluiten met de groep uit Polen. Olivier zit op Tetra met Tornado vastgebonden aan het zadel, Zoë rijdt op Zorro. Opa en de rest van de familie zwaait ons uit. We beloven via Whatsapp regelmatig een update te sturen.
Plots zijn we vertrokken. We kunnen het nog niet helemaal realiseren. Paarden zijn groepsdieren en blijven bij elkaar. Als een paard gaat, gaat de hele groep. We hoeven dus - bij wijze van spreken - niks te doen. We hebben geen idee waar we heen gaan en of dat ook maar een beetje op de route ligt die Olivier nauwkeurig heeft uitgestippeld. Het voelt nog gewoon als een paardrijtochtje met de manège, maar ons pakpaard Tornado verraadt dat dat het niet is.
Het is bitterkoud en we zijn niet gewend dat we ons zelf niet kunnen opwarmen door te bewegen. Zoë houdt haar handen op de nek van Zorro om ze op te warmen. Door de dichte mist volgen we helemaal achteraan de groep. We klimmen steeds hoger totdat we boven de boomgrens zijn en er enkel gras overblijft. We kunnen niet veel zien van de omgeving, maar het lijkt op Mongolië. Zelfs in de mist voelt het uitgestrekt en verlaten. Dit is het landschap dat we zochten. Af en toe kijken we elkaar aan. Het ongeloof borrelt dan omhoog.
Plots houd de groep halt en komt Reso naar ons toe. Hij wijst naar het pad dat naar het zuiden gaat. Er is niets meer dan een spoor en een lege vlakte. ‘Vardzia’ zegt hij. Deze richting moeten we uit, dat begrijpen we. Het is nog 100 kilometers tot Vardzia. We zullen er heel wat dagen voor nodig hebben. Een kort afscheid en de groep rijdt verder naar het oosten en verdwijnt snel in de mist. Daar staan we dan. Wij met onze drie paarden. Vanaf nu zijn we helemaal alleen.
We bibberen nog steeds van de kou en zoeken snel een plek voor onze tent. Het pad kruist een kronkelende rivier waar een paar kleine boompjes staan die de wind een beetje blokkeren. Voor het eerst zetten we de paarden vast aan hun paaltje, ver genoeg uit elkaar zodat ze niet verstrikt kunnen raken. De lijnen zijn zo’n 15 meter lang dus ze hebben ongeveer 30 meter in diameter rond het paaltje. We maken de zadelriemen wat losser, halen de bagage van Tornado af, maar laten de zadels nog zitten en zetten dan snel onze tent op. Uit reisverhalen van andere avonturiers te paard leerden we dat we het zadel nog even op het paard moeten laten, vooral als het koud is. De paarden hebben gezweet en kunnen een koudeshock krijgen als we het zadel er onmiddellijk afnemen. Als de tent opstaat en we warmere kleding hebben aangetrokken, halen we de zadels van de paarden. Tornado begint onmiddellijk te rollen in het gras, duidelijk blij dat het zadel eraf is en hij zijn rug kan schuren.
Voor de tent eten we een kachapuri, een rond brood met kaas dat we gisteren in Bakuriani kochten. We verwarmen het op onze benzinebrander en warmen zo zelf ook een beetje op. Rond de tent staan de drie paarden. Ze zijn druk met eten en lijken tevreden. We glimlachen naar elkaar. Dit voelt goed. Het avontuur is begonnen. ‘Laat het maar gebeuren’ heeft ons hier weer gebracht.