“Nog 5 minuten tot de start” schreeuwt de speaker door de microfoon. We zijn net op tijd om plaats te nemen in het vierde startvak. De duisternis trekt snel weg zodat de hoofdlampjes eigenlijk overbodig zijn. Samen met 1.500 andere deelnemers staan we klaar voor de Alternatieve Elfstedentocht.
Bij de luide knal spurten de rijders uit het eerste startvak weg. Zij gaan voor een toptijd waarbij ze gemiddeld 30 kilometer per uur over het ijs vliegen. Voor ons is die mooie tijd bijzaak want uitrijden is al een hele prestatie. Een jaar geleden borrelde het idee op om de alternatieve elfstedentocht op de Weissensee te schaatsen. Wim was snel overtuigd en nu staan we er echt voor. De tweede en derde groep zijn intussen vertrokken en het lint voor ons zakt naar beneden. De komende 200 kilometer zijn we gefocust op de vele scheuren in het ijs zodat we voor 18 uur de laatste ronde ingaan. Als je dat haalt, mag je de laatste ronde zo rustig rijden als je wil en genieten van de prestatie.
Als de zon boven de bergen komt piepen, weerkaatsen de eerste zonnestralen op het ijs en creëren een prachtig silhouet van de schaatsers. Het ijs is goed, de benen voelen nog fris en het tempo van iedereen ligt hoog. De rondetijden die we vooraf in gedachten hadden, verpulveren we. Het voelt alsof we dit makkelijk de hele tocht kunnen volhouden. De eerste 100 kilometer is het puur genieten, maar dan zijn we pas op de helft.
De zon schijnt intussen volop waardoor de bovenste ijslaag zacht wordt en er plassen water komen. De ijsmeesters doen hun uiterste best om de zachte pap op heel de baan te verwijderen. Het schaatsen gaat stroever, voeten beginnen pijn te doen en bij 120 kilometer wordt het heel zwaar. De laatste 80 kilometer zijn puur op karakter en doorzettingsvermogen. Het thuisfront leeft vol spanning mee en volgt ronde na ronde de tijden van Wim en mij. De ingestuurde aanmoedigingen krijgen we helaas niet te horen van speaker, maar in ons hoofd zien we iedereen die ons aanmoedigt.
Door de vermoeidheid valt de ene schaatser na de andere, soms alleen een schuiver, soms keihard met het hoofd op het ijs. Twee keer heb ik geluk als er iemand voor mijn neus valt en ik een schaats in het been krijgen. Gelukkig alleen een kleine wonde die je snel vergeet naast al het afzien. Wim hoort bij die schaatsers die vaak tegen de vlakte gaat. Op de natte ijsvlakte valt Wim wel dertig keer op alle mogelijke manieren. Een pijnlijke knie doet de mooie schaatstechniek vervagen en krasselend kruipen de meters voorbij.
De laatste 50 kilometer kan je aftellen naar het einde en krijg je weer energie. Elke kilometer is dichter bij het einde en de voorlaatste ronde pers ik er alles uit. Ronde 20 is genieten en bij de finish kondigt de speaker de 200 kilometer aan. Samen met Wim rij schaats ik de streep over, maar Wim moet dan nog drie ronden afleggen. Het tempo zakt naar 40 minuten per ronde en het wordt donker. Scheuren zijn niet meer te zien en de vele valpartijen eisen zijn tol. Vol spanning wacht ik bij de finish terwijl de klok langzaam richting 18u tikt. In de verte komt een laatste lampje aan dat net voor de finish onderuit gaat. Met moeite krabbelt Wim een laatste keer overeind en schuift om 17u57 over finish terwijl achter hem onherroepelijk de finish wordt gesloten en niemand de laatste ronde meer in mag. Volledig uitgeput komt Wim om 18u47 over de finish, compleet stuk en met de wijze woorden “nooit meer!”.